De geschiedenis van het project Repertorium van het Nederlandse
lied tot 1600 is beschreven in het woord vooraf van de papieren uitgave van 2001:
WOORD VOORAF
Dit repertorium, dat een zo volledig mogelijk overzicht wil bieden van het
eenstemmige Nederlandse lied voorzover dat in bronnen tot het jaar 1600
overgeleverd is, heeft zijn wortels in de belangstellingsgebieden van twee
onderzoekers. In Vlaanderen bestudeerde de neerlandicus Frank Willaert de
Middelnederlandse minnelyriek, in Nederland beschreef de musicoloog Louis
Peter Grijp het mechanisme van de contrafactuur in de Gouden Eeuw. Zij
leerden elkaar en elkaars onderzoek kennen tijdens de werkzaamheden van de
interdisciplinaire themagroep 'Middelnederlandse lyriek in context', die in 1991
in het kader van het NWO-Pionierproject 'Nederlandse literatuur en cultuur in
de Middeleeuwen' van Frits van Oostrom wekelijks te Leiden bijeenkwam. Daar
werd vastgesteld dat de verzamelde kennis van de Nederlandstalige lyriek uit
de Middeleeuwen en de zestiende eeuw sterk verbrokkeld was, en in hoge mate
lacuneus. De twee onderzoekers besloten hun krachten te bundelen: Willaerts
kennis van de Middelnederlandse lyriek en Grijps ervaring met de Nederlandse
Liederenbank, een documentatiesysteem dat op het Meertens Instituut in
Amsterdam werd ontwikkeld, op dat moment nog vooral voor de zeventiende
eeuw, moesten de opbouw van een databank van Nederlandse liederen tot het
jaar 1600 mogelijk maken. Omdat de zestiende eeuw voor beiden perifeer was,
werd de hulp ingeroepen van de neerlandici Dirk Coigneau en Piet Visser, die
het project inhoudelijk wilden begeleiden.
Besloten werd eerst systematisch de bronnen te verzamelen en deze dan
lied voor lied te ontsluiten volgens de conventies van de Nederlandse
liederenbank. Dat hield een dusdanige beschrijving van wijsaanduidingen en
strofevormen in, dat de contrafactuur optimaal kon worden gereconstrueerd en
de liedteksten, die in verreweg de meeste gevallen zonder muziek zijn
overgeleverd, waar mogelijk hun muzikale dimensie herkregen.
In 1993 begon Clara Strijbosch aan de Universitaire Faculteiten Sint-
Ignatius te Antwerpen (UFSIA) met de repertoriëring van de handschriften;
vanaf 1997 zette Johan Oosterman dit werk voort. Het zwaartepunt van
Strijbosch' bijdrage ligt vóór 1500, Oosterman richtte zich vooral op de zestiende
eeuw. Een op zichzelf verheugende maar de voltooiing van het project
bedreigende omstandigheid was dat aan het succes van Oostermans zoektocht
geen einde leek te komen. Voor Middeleeuwen en zestiende eeuw samen
werden 265 handschriften met eenstemmige liederen gevonden. De drukken
werden vanaf 1995 bijeengebracht door Martine de Bruin op het Meertens
Instituut in Amsterdam. Haar speurzin bracht maar liefst 522 gedrukte bronnen
aan het licht. Vanaf 1997 kwam de nadruk te liggen op de ontsluiting van deze
bronnen op liedniveau, en traden op het Meertens Instituut twee
documentalisten aan, Jeske van Dongen en Robijn Niemöller; zij werden
halverwege afgelost door Ellen van der Grijn Santen en Jonna Meeuwissen. Zij
allen kweten zich met grote toewijding van hun taak. Ook werkte een aantal
stagiaires mee. De Bruin nam de dagelijkse coördinatie op zich en zorgde er ook
voor dat de computerapplicatie werd aangepast aan de zich steeds weer
wijzigende eisen van het project en mogelijkheden van de techniek, daarbij
dankbaar gebruikmakend van het voorwerk van Alex Cannegieter. In de
eindfase assisteerden in Amsterdam een jaar lang Willem Kuiper, die
transcripties uit moeilijk leesbare handschriften verzorgde, en voor een kortere
periode Marieke den Boer, Simon Groot en, in Antwerpen, Wouter Vande
Winkel. Louis Grijp hielp bij de ontwarring van contrafactcomplexen en de
identificatie van melodieën. Het werk werd in de eerste maanden van 2001
voltooid.
Het project is voor het leeuwendeel bekostigd door het Vlaams-
Nederlands Comité voor Nederlandse Taal en Cultuur van NWO en FWO.
Daarnaast sprongen de beide gastinstellingen, UFSIA en Meertens Instituut, op
een aantal onderdelen financieel bij. De Maatschappij voor Nederlandse
Letterkunde te Leiden verleende een startsubsidie, terwijl de Koninklijke
Academie voor Nederlandse Taal en Letterkunde te Gent de kosten van het
drukken voor haar rekening nam.
Het resultaat van al deze inspanningen ligt voor u in de vorm van twee
kloeke banden met in totaal 7621 verschillende liedteksten en 1158 verschillende
melodieën. Toch geven deze banden alleen maar een eerste indruk van het
corpus zoals dat in de database is vervat. Om alle gegevens af te drukken en via
registers toegankelijk te maken zouden nog veel meer kloeke delen moeten
worden gedrukt — wat een onevenredige aanslag op beurs en milieu zou
betekenen. We hebben zelfs overwogen geheel van een papieren publicatie af te
zien en ons tot cd-rom of internet te beperken. Dat we toch hebben gekozen voor
een beperkte boekuitgave heeft verschillende redenen. Ten eerste gaven onze
collega's aan daar prijs op te stellen. Ten tweede beseffen wij ondanks alle pro's
de vluchtigheid van de nieuwe media. We zijn ervan overtuigd dat de publicatie
van de essentie van het corpus in boekvorm op dit moment het projectresultaat
beter en definitiever op de kaart zet — via bibliotheken, bibliografieën, recensies
en door zijn fysieke verschijning op de boekenplank. Tegelijkertijd beseffen we
heel goed dat voor de intensieve gebruiker de elektronische media veruit de
beste optie zijn. Die worden dan ook gelijktijdig beschikbaar gesteld. Op
praktisch alle gegevenscategorieën kunnen deze worden doorzocht; het zoeken
wordt door het gebruik van de herspelling sterk vereenvoudigd, er zijn speciale
knoppen voor veelgebruikte zoekacties, zoeksleutels kunnen worden
gecombineerd, enzovoort. Daarnaast bevat de bijgesloten cd-rom zo'n 2500
volledige liedteksten, een aantal dat op de website (www.meertens.knaw.nl)
naar verwachting nog zal groeien dankzij de samenwerking met de Digitale
Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren.
Tijdens het project hebben we ons kunnen verheugen in de
belangstelling van vele collega's. In de voorbereidingfase bleken zij bereid mee te
denken, en namen zij deel aan presentaties rond het repertorium-in-wording:
met name het drukbezochte symposium ‘Veelderhande liedekens’ in Antwerpen
(1996), het werksymposium in het Meertens Instituut (1998) en het Utrechtse
symposium bij de afsluiting van het project (2001). Van muzikale zijde werd
belangstelling getoond door het Oude Muziek Festival Utrecht, dat bereid bleek
om concerten rond ons thema te programmeren (2001).
Een werk met de omvang van dit repertorium is ondenkbaar zonder de hulp van
velen die ons hebben gewezen op liedjes, bronnen en publicaties, of die hebben
bijgedragen met hun expertise over handschriften en gedrukte werken, over
teksten en melodieën, over het opzetten van een repertorium, en het werken aan
en verfijnen van een complexe databank. We willen allen van harte bedanken
voor hun aandeel, en noemen met name Wim van Anrooij, Jos Biemans, Marijke
Blankman, Jan Willem Bonda, Jan Bos, Karel Bostoen, Herman Brinkman, Dirk
Coigneau, Sabrina Corbellini, Ingeborg De Cooman, Marie-Ange Delen, Hans
van Dijk, Dirk Geirnaert, Noël Geirnaert, Wim Gerritsen, Frans Ghistelinck,
Annelies van Gijsen, Eddie Grootes, J.P. Gumbert, Henk Harmsen, Ulrike
Hascher-Burger, Annette Hemmes, Hella Hendriks, Mira Henseler, Dini
Hogenelst, Wim Hummelen, Gilbert Huybens, Eric Jas, Hermina Joldersma,
Anne Houk de Jong, Greet Jungman, Ann Kelders, Sasja Koetsier, Frans van der
Kolff, Johan Koppenol, René van de Kraats, Erik Kwakkel, Ad Leerintveld,
Martine Letterie, Hubert Meeus, Ineke Meijer, Thom Mertens, Lesley Monfils,
Eberhard Nehlsen, Pieter Obbema, Frits van Oostrom, Eef Overgaauw,
Annabelle Parker, Maarten van der Peet, Miriam Piters, Dieuwke van der Poel,
Bart Ramakers, Rob Resoort, Joris Reynaert, Rob Richard, Nina van Rossem, Riet
Schenkeveld-van der Dussen, Max Schiendorfer, Bram Schuytvlot, Remco
Sleiderink, Eugeen Schreurs, Marijke Spies, René van Stipriaan, Helmut
Tervooren, Kees Thomassen, Paul Valkema Blouw, Natascha Veldhorst, Kees
Vellekoop, Piet Visser, Hans Voorbij, Paul Wackers en Wouter van Wingerden.
Louis Peter Grijp
Frank Willaert |