Home     Grasduinen     Over     Zoektips     FAQs     Disclaimer     Meertens Instituut         english

Nederlandse Liederenbank

       
        - melodiezoeken met klavier        
  
sorteer op

bron:

CD: De zeven zonden van Jeroen Bosch [...]

auteurs:
Camerata Trajectina (artiest)
La Caccia (artiest)
titel:                             De zeven zonden van Jeroen Bosch = The seven sins of Hieronymus Bosch. [Liedteksten = Lyrics] Gerrit Komrij. GLO 6065
jaar: 2009
druk/uitgave:
Castricum: Globe (uitgave)
[s.l.]: Erik Beijer (productie & editing)
[s.l.]: Tom Dunnebier (techniek)
[s.l.]: Paul Janse (productiebegeleiding)
muziek: zonder muzieknotatie
aantal liederen: 22
22 beschreven in de Liederenbank
type: audio. CD.
ex./kopie Meertens:
CD 3 Camerata 23
commentaar: Cd in 2009 verschenen bij de gelijknamige muziektheaterproductie. Heruitgave in 2011, samen met DVD van een voorstelling uit 2009 (GLO 6067).
Artistieke leiding & research: Louis Peter Grijp. Met dank aan: Nederlands Fonds voor de Podiumkunsten / Gemeente en Provincie Utrecht / Lira Fonds.

For English see below.

Den duvelmakere, zo werd Jeroen Bosch (ca. 1457-1516) door zijn tijdgenoten genoemd, onovertroffen in het uitbeelden van 'gespook en gedrochten der hellen'. Taferelen met duivels, monsters en hun slachtoffers waren Bosch' handelsmerk. Toch waren ze geen doel op zich. Bosch' werken zijn doortrokken van een christelijke moraal waarin de mens door zijn eigen wil het goede boven het kwade kan verkiezen en zo de zaligheid verwerven, in plaats van te moeten branden in de hel. Maar dat ging niet vanzelf. Steeds weer moest hij aan de vleselijke lusten die hem naar de zonde trokken weerstand bieden.
Dat is ook de gedachte achter het paneel De zeven hoofdzonden en de vier uitersten. Elk van deze zonden kan fataal zijn voor het zielenheil, is de strekking van dit moralistische thema, dat in Bosch' tijd al in een traditie van meer dan duizend jaar stond. Het waren de dochters van Lucifer en elke dochter had ook weer een stel dochters. Zo kon men alle zonden in het schema van de zeven hoofdzonden een plaats geven.
In het midden van het paneel zien we het Oog van God, met de tekst "Cave, cave, Dominus videt" - "Pas op, pas op, God ziet"; "ziet U", zijn we geneigd aan te vullen, of misschien wel "ziet alles", of "ziet al je zonden". De pupil toont de verrijzende Christus. De zonden staan rondom het oog afgebeeld als personen uit het dagelijks leven. Een jonge vrouw voor de spiegel verbeeldt de Hoogmoed, een winkelier die zijn rijke buurman benijdt de Afgunst, een corrupte rechter de Hebzucht, enzovoorts. Luiheid, Vraatzucht, Wellust en Woede maken de cirkel rond. In de hoeken van het paneel zien we wat er op het leven volgt: de Vier Uitersten, te weten de Dood, het Laatste Oordeel en tenslotte de Hel of de Hemel. In de Hel zien we de zeven hoofdzonden terug, die er de vreselijkste straffen ondergaan. Wie deugdzaam heeft geleefd betreedt de Hemel.
Het is niet helemaal duidelijk of dit paneel van Jeroen Bosch zelf is; mogelijk werd het geschilderd door een leerling of een navolger, of is het een kopie. Het past in elk geval wel helemaal in Bosch' gedachtewereld. Dergelijke moralistische schilderingen maakten Bosch tot een veelgevraagd kunstenaar, die in 's-Hertogenbosch het leven van een eerzaam burger leidde. Hoewel van huis uit niet bemiddeld steeg hij na zijn huwelijk met een rijke vrouw snel op de maatschappelijke ladder. Al rond zijn dertigste werd Bosch uitgenodigd toe te treden tot de Lieve Vrouwe Broederschap - een hele eer voor iemand van zijn eenvoudige komaf - en een jaar later was hij gezworen lid. De broeders waren aanzienlijke lieden, waaronder edelen. Hun vergaderingen over liefdadige activiteiten werden steevast besloten met overvloedige maaltijden, waarbij de zangers van de broederschap optraden, gekleed in plechtige tabbaarts.
Op 28 december was de belangrijkste bijeenkomst van het jaar. Dan werd gebraad van koninklijke allure opgediend: een zwaan. Daarom werd het genootschap de Zwanenbroederschap genoemd. Men had een eigen kapel in de Sint Jan, waar meerstemmige muziek werd verzorgd door de genoemde zangers, die de Broederschap in vaste dienst had.
Jeroen Bosch beschikte al met al over een uitstekend netwerk in de sociale klasse waartoe de potenti?le afnemers van zijn schilderijen hoorden. Daartoe behoorden ook vorsten. Het paneel met de zeven hoofdzonden bevond zich ooit in de slaapkamer van koning Filips II van Spanje, weten we uit een inventarislijst van het Escorial. Van Filips is bekend dat hij urenlang over het schilderij kon mediteren, gezeten in zijn bidstoel. Daartoe boden de thema's van de zeven hoofdzonden en de vier uitersten ook alle gelegenheid. Wegens de ronde schikking van de figuren wordt aangenomen dat het paneel was bedoeld als tafelblad. Anderen denken dat het aan het plafond werd bevestigd.
Deze cd is de soundtrack van een muziektheatervoorstelling die Camerata Trajectina samen met regisseur Jos Groenier en dansmeester Lieven Baert op de schildering van de Zeven Hoofdzonden heeft gebaseerd. Elke zonde zingt zijn of haar eigen lied. Omdat in het Nederlandse lied rond 1500 het thema van de zeven hoofdzonden nog zeldzaam is en het voor ons doel weinig bruikbaars oplevert, hebben we Gerrit Komrij gevraagd toepasselijke teksten te schrijven op melodie?n die in Bosch' tijd in de Nederlanden gezongen werden. De meeste melodie?n zijn afkomstig uit geestelijke handschriften, waarin wereldlijke wijzen staan genoteerd om de devote teksten op te zingen.
Bij elke zonde wordt in de voorstelling ook gedanst, op muziek die in Bosch' tijd daarvoor gebruikt werd. Zo danst de ijdele Vrouwe Hoogmoed enkele bassedances, begeleid door de 'haute musique' die op bals gebruikelijk was: luide blaasinstrumenten als schalmeien en trombone. De melodie?n staan genoteerd in een prachtig zwart perkamenten muziekboek met zilveren noten op gouden lijnen. Daaronder staan de passen aangegeven, wederom in zilver. Het boek behoorde toe aan Margaretha van Oostenrijk, die hof hield in Mechelen en de stad 's-Hertogenbosch enkele malen heeft bezocht. Na het lied van de Afgunst wordt La Gelosia (dat ook 'de afgunst' betekent) gedanst, waarvan een choreografie voor zes dansers bewaard is gebleven van de hand van de beroemde Italiaanse dansmeester Domenico da Piacenza (ca. 1400 - ca. 1476). Maar er zijn ook volkse melodie?n, zoals de 'dansliedekens' uit de Souterliedekens (hier gespeeld op een doedelzak), waarop we vraatzuchtige dikkerds laten dansen. Nog volkser is een melodie uit een zangboek voor Modern Devoten, waarvan de wijsaanduiding (Tis al ghedaen, mijn oestwairts gaen al teghen den wint) een wereldlijke herkomst suggereert en het notenschrift een hallucinerende dansmelodie laat zien. Deze muziek wordt door ons uitgevoerd op xylofoon, draailier en triangel ter begeleiding van een dans van kreupele bedelaars, die zich met hun krukken voortbewegen op de maat van de muziek. Ook in de Hel moest er gedanst worden, vonden we. Hiervoor heb ik een swingend, tweestemmig kerstliedje uitgezocht, waarop de geuzen later "Antichrist is geboren" zouden zingen. Het klinkt echter te vriendelijk voor een helledans. Ik heb het daarom bewerkt volgens de principes van het contrapunctus falsus, een improvisatietechniek waarmee men in de vijftiende eeuw bij droevige gebeurtenissen ambrosiaanse gezangen placht te zingen. Consonante intervallen waren in het valse contrapunt verboden; er mochten alleen dissonanten als secundes en septiemen klinken. Antimuziek, zou je kunnen zeggen.
Tegenover al deze zondige en helse klanken staat hemelse meerstemmigheid, die door de voorstelling heen is gevlochten. Daartoe is geput uit de koorboeken van de Zwanenbroederschap. De beroemde muziekkopi?st en componist Petrus Alamire heeft verscheidene koorboeken vervaardigd voor de broederschap, waarvan hijzelf buitenlid was. Hij deed dat aan het begin van zijn carri?re in 1496 en veel later nog eens, in 1530-31. Drie van die late boeken hebben de tand des tijds doorstaan en zijn nog steeds in het bezit van de broederschap. Het zijn prachtige handschriften in groot formaat, zodat de zes zangers er gezamenlijk uit konden zingen, zoals te doen gebruikelijk was. Voor onze voorstelling kozen we uit de Bossche koorboeken muziek van twee componisten uit de tijd van Jeroen Bosch, die beiden aan het Franse hof hebben gewerkt. Ten eerste het Kyrie, Sanctus en Agnus Dei uit de Missa de Feria ('door-de-weekse mis') van Antoine de F?vin (ca. 1470 - 1511/12). Deze muziek is overwegend vijfstemmig, waarbij ??n van de stemmen een andere in canon volgt. Dergelijke contrapuntische technieken kenmerken de Franco-Vlaamse school waartoe deze muziek behoort. Nog knapper is het achtstemmige Mariamotet Nesciens mater virgo virum van Jean Mouton (voor 1459-1522). Dit stuk is een wonder van compositietechniek. In het koorboek staan slechts vier stemmen genoteerd. De andere vier stemmen zijn canons in de kwint, die na twee maten inzetten. Die partijen hoefden dus niet genoteerd te worden. En het meest verbluffende: dit contrapuntische hoogstandje levert aangrijpende muziek op. Zo kunnen we ons moeiteloos de hemel voorstellen.

Louis Peter Grijp


'The devilmaker' is what his contemporaries called Hieronymus Bosch (c1457-1516), unsurpassed in the depiction of the ghouls and fiends of hell. Scenes of demons, monsters, and their victims were Bosch's trademark. But these were not an end in themselves. Bosch's works are steeped in a Christian morality in which man can of his own free will choose good over evil and thus obtain salvation, instead of having to burn in hell. But that didn't happen all by itself. He had to put up constant resistance to the fleshly lusts that lured him into sin.
That is also the idea behind the panel The Seven Deadly Sins and the Four Last Things. Each one of these sins can be fatal to the soul's salvation, is the idea behind this moral lesson, a tradition already over a thousand years old by Bosch's time. These sins were the daughters of Lucifer, and each daughter had in turn more daughters. That way every imaginable sin could be depicted within the system of the Seven Deadly Sins.
In the middle of the panel we see The Eye of God, with the caption Cave, cave, Dominus videt: "Beware, beware, God sees" - 'sees YOU,' we're inclined to add, or perhaps 'sees everything' or 'sees all your sins'. The eye's pupil shows the risen Christ. The sins stand around the eye portrayed as people from daily life. A young woman in front of a mirror personifies Pride, a shopkeeper who envies his rich neighbor is Jealousy, a corrupt judge is Greed, and so on. Sloth, Gluttony, Lust, and Wrath complete the circle. In the corners of the panel we see what awaits after life: The Four Last Things, to wit: Death, The Last Judgment, and finally either Hell or Heaven. In Hell we see the Seven Deadly Sins again, who undergo the most gruesome of punishments. Those who have lived virtuously enter Heaven.
It is not entirely clear whether this panel is by Hieronymus Bosch himself; it may have been painted by a student or imitator, or it may be a copy. In any case it is entirely at home in Bosch's philosophy. Similar moralistic paintings made Bosch, who led the life of an honorable citizen in 's-Hertogenbosch (Den Bosch), an artist much in demand. Although not born of means, he climbed the social ladder quickly after his marriage to a wealthy woman. Already by the age of thirty Bosch was invited to join the Lieve Vrouwe Broederschap (Brotherhood of the Blessed Lady) - quite an honor for someone of his humble origins - and a year later he was sworn in as a member. The brothers were men of substance, including nobles. Their gatherings to oversee charitable activities unfailingly concluded with sumptuous feasts featuring the brotherhood's singers, clad in ceremonial robes.
The most important gathering of the year was on the 28th of December. For this occasion the dish served up was a truly regal roast: a swan. Hence the fellowship was also known as "The Brotherhood of the Swan". They had their own chapel in the St John's Cathedral, in which the singers that the Brotherhood had on call sang polyphonic music. All in all, Hieronymus Bosch had access to an excellent social network among the social classes to which potential buyers of his paintings belonged. This even included princes. The panel with the Seven Deadly Sins once belonged to King Philip II of Spain, we know from an inventory from the Escorial. It's also known that Philip meditated on the painting for hours at a time, seated for prayer on his kneeling bench. And the themes of the deadly sins and the last things indeed offered every opportunity for contemplation. The circular disposition of the figures suggests that the panel was intended as a table top, or as a ceiling.
This CD is the soundtrack of a music theatre show that Camerata Trajectina developed based on the painting of the Seven Deadly Sins, together with stage director Jos Groenier and dancing master Lieven Baert. Each Sin sings his or her own song. The theme of the Seven Deadly Sins is rare, or rarely useful for our purposes, in Dutch songs from Bosch's time, so we asked Gerrit Komrij, the Netherlands' leading living poet, to write fitting texts to melodies that were sung in the Netherlands in Bosch's day. Most of these tunes come from sacred manuscripts, in which secular melodies were notated in order to sing devout texts to them.
The show also features a dance for each sin, set to music used for that purpose in Bosch's era. So for example the vain Proud Woman dances several bassedanse numbers, accompanied by the haute musique that was customary at balls: loud brass instruments such as shawms and sackbut. The melodies are notated in a beautiful black parchment music book with silver notes on gold staff lines. Underneath, the dance steps are given, also in silver. The book belonged to Margaret of Austria, who held court in Mechelen (Mechlin) and visited the city of 's-Hertogenbosch several times. The song of Jealousy was followed by a dance called La Gelosia, for which a choreography has survived for six dancers from the hand of the famous Italian dancemaster Domenico da Piacenza (c1400-1476). But there are also folk melodies, such as the dansliedekens (dance songs) from the Souterliedekens collection, here played on the bagpipes, to which we let the gluttonous fatsos dance. Even more folksy is a melody from the songbook for the followers of the Modern Devotion, whose tune-indication ("It's all done, my eastwards go against the wind") suggests a secular origin, and whose notation shows a hallucinatory dance melody. We performed the music with xylophone, hurdy-gurdy, and triangle, accompanied by a dance of crippled beggars, who hobble on their crutches to the beat of the music. We also decided there had to be dancing in Hell. For this I chose a swinging two-voiced Christmas song, to which the Beggars (the Dutch 17th-century anti-Spanish rebels) would later sing "The Antichrist is born". But it really sounded much too nice for an infernal frolic. So I arranged it following the principles of contrapunctus falsus, an improvisatory technique which people used in the fifteenth century to sing Ambrosian chant at somber occasions. Consonant intervals were forbidden in this 'false counterpoint:' only dissonances such as seconds and sevenths are sounded. You could call it anti-music.
Against all these sinful and hellish sounds stands heavenly polyphony, taken from the choirbooks of the Brotherhood of the Swan. The famous music copyist and composer Peter Alamire prepared various choirbooks for the Brotherhood, of which he himself was an affiliate member. He did this at the beginning of his career in 1496 and much later again in 1530-31. Three of those late books have withstood the ravages of time and are still in the possession of the Brotherhood. These are beautiful manuscripts in a size large enough for the six singers to sing from all together, as was then customary. For our performance we chose from the Den Bosch choirbooks music by two composers from Bosch's time, both of whom worked at the French court. First we chose a Kyrie, Sanctus, and Agnus Dei from the Missa de Feria (Weekday Mass) by Antoine de F?vin (c1470 - 1511/12). This music is predominantly five-voiced, with one of the voices following another in canon.
Such contrapuntal techniques are the hallmarks of the Franco-Flemish school to which this music belongs. Even more clever is the eight-voiced Marian motet Nesciens mater virgo virum by Jean Mouton (before 1459-1522). This piece is a marvel of compositional technique. In the choirbook only four voices are notated. The other four voices are canons at the fifth, commencing two measures later. Being strict canons, they did not need to be notated. And the most astonishing thing of all: this contrapuntal tour-de-force delivers gripping music. And thus effortlessly do we portray heaven.

Louis Peter Grijp

Translation: Ruth van Baak Griffioen

 
beschreven liederen uit deze bron (22)