Home     Grasduinen     Over     Zoektips     FAQs     Disclaimer     Meertens Instituut         english

Nederlandse Liederenbank


DE LITERAIRE CANON VAN HET NEDERLANDSE LIED      

terug

10. Galathea, siet den dach comt aen

uitleg



[Minnaer:]
Galathea siet den dach comt aen. Twees.
Galathea:
Neen mijn lief wilt noch wat marren, (1)
T sijn de starren,
Neen mijn lief wilt noch wat marren, t is de maen.
 
[Minnaer:]
Galathea t’ is geen maneschijn.
Galathea:
Hoe? t’ is noch geen een geslagen,
Wat soud ’t dagen?
Hoe? t’ is noch geen een, t’ en can den dach niet sijn.
 
[Minnaer:]
Galathea’ aenschout den hemel wel.
Galathea:
Las! (2) ick sie den dagerade
T’ onser schade,
Las! ick sie den daegeraedt, de tijt is snel.
 
Galathea:
Waerom duirt de nacht tot t’ avont niet?
Dat wij bleven met ons beyen
Sonder scheyen,
Bleven vrolyck tot dat ons de doot verriedt.
 
Galathea:
Nu Adieu mijn troost en blijft gesont.
Minnaer:
Wilt mij noch een kusgen geven,
Och mijn leven!
Jont mij nog een kusgen van u blije mont.
 
Galathea:
Och mijn leven, coomdij t’avont weer?
Minnaer:
Las, u moeder mocht het hooren
En haer stooren,
Maer al sou s’ haer stooren, ick coom even seer.
 
Galathea:
Och mijn hart, hoe raeck ick van u hals?
Minnaer:
Las, den dach en wil niet lijen
T’ langer vrijen,
Danck hebt van u sachte kuskens en van als.
 
1. wachten 2. helaas
 
Dialoog van minnaar en minnares bij het krieken van de dag, uit het begin van de zeventiende eeuw. De minnaar wil weg, want de dag breekt aan en hij wil niet ontdekt worden door de ouders van zijn beminde. Eerst wil Galathea er niet van horen, maar dan ziet ze de wrede waarheid onder ogen: haar lief moet inderdaad gaan. Gelukkig komt hij de volgende avond weer, wat moederlief er ook van mag vinden.
 
Overgenomen van de CD Muziek uit de Muiderkring van Camerata Trajectina, Globe GLO 6026 (1994), gezongen door Nico van der Meel en Suze van Grootel.