Morgen-Gebedt Op de voyse, van den 66 Psal. Singht den Heer.
1. O Herder trouw wiens wackre oogen Rontsom de wijde wereldt gaen, Wiens hooft tot slaep noyt wert gebogen Een Aert-worm komt u spreken aen? Och wie ben ick dat ick soud spreken Met Godt? ick ben doch aerd en stoff, Siet niet o Heer op mijn gebreken, Maer neemt in danck mijns herteloff. 2. Mijn hert heeft lust om u te loven, Dies oock mijn mont sich open maect, (enz.)
Uit: Johan van Born, Geestelick vreugde-beeckje (1645). naar dit lied | Buyten-soetigheyd
1. Wanneer den gulden dageraet In't oosten smorgens vroeg opgaet Wat kander ons meer behagen Als 't kriecken van de dagen. 2. De gulde glants, des Hemels son, De stroomtjes van de suyvre bron, Het ruysschen door de bladen, Met koelen dau beladen.
(enz.)
Lied van J.H. Krul uit Nieu dubbelt Haerlems lietboeck (1643), bij het krieken van de dag door herders en herderinnen gezongen. naar dit lied |