Heer, hoe doet ons Bachus rasen, Als hy steyghert nae den top Van ons swacke herssen-kop, Heer, wat doen de stomme Glasen, Alsser twee of drie douzijn In het lijf ghegoten zijn. Als de Wijn begint te stijghen Nae het hooghe sinnen-slot, Dan so werdt een wijs Man sot, Dan soo moet de reden swijghen, Stracks het Breyn op stelten gaet, Alsser Bachus lucht in slaet. D'een Rondeelt en snurckt van Rijmen, D'ander sit en luystert toe, Gheen van beyden werdt het moe, D'een moet Vryen, d'ander Lijmen, Als de Wijn is inde Neus Werdt het Volckjen Amoureus.
enz.
Lied van Jacob Westerbaen uit Nieu dubbelt Haerlems lietboeck, ghenaemt den laurier-krans der amoureusen (1643).
Vrijsters, gaat het verder, maak dat je weg komt als je iemand "met een nat zeil" ziet komen aanlaveren, want
Selden beurt het dat een Man Wijs kan blijven byde Kan. naar dit lied | |