lied: |   |   |   |
titel: | 48. Anders |
beginregel: |
Ick hebe datt wortelken fan der linden / hett ick datt saett
|
alle liederen met deze tekst 
|
tekstnorm: | Ik heb dat worteltje van de linde Had ik dat zaad
|
(1 lied)
|
aantal strofen: | 7 |
muziek: |
zonder muzieknotatie |
|
link (full text): | tekst naar de editie Leloux 1985 |
|
genre: | verhalend lied (wereldlijk) |
trefwoord: | trouwbelofte / metaforiek / trouwen / bruid / kerk is / bos is struik / hart breken in vier stukken / begraven |
korte inhoud: | Inhoud volgens Leloux: In een moeilijk te interpreteren eerste strofe komt een meisje ervoor uit, dat ze met de wensen van haar minnaar niet goed raad weet. Deze stelt haar voor het land uit te gaan; hij zal haar volgen en in de eerste de beste kerk trouwen. De eerste kerk was echter, zo zegt het meisje later, een bos, de tweede een struik. Hier wil hij haar tot zijn bruid maken. Zij ziet hem liever dood dan hem ter wille te zijn. 'Maar waar ga je me dan begraven?' spot hij. 'Daar trap ik niet in, jouw liefde is vals!' is haar antwoord. |
  | |
melodienaam: |
wijsaanduiding: | standaardnaam melodie: | alle liederen op deze melodie | [geen wijsaanduiding] |   |   |
|
|
strofeschema:
|
|
verstal:
|
4
|
commentaar:
|
Str6 telt 6 regels. Bovenaan f48r staat '49' genoteerd in dezelfde hand die de andere nummers aanbracht.
|
recordnummer: | 22680 |
bron: |
siglum: | HsWrTLB oct146
(1537-1543)
|
titel: | Zutphens Liedboek (Weimarer Liederhandschrift) |
pagina: |
f47v
(liednummer 48) |
gebruikt ex.: | Weimar, Thüringse Landesbibliothek, Oct.146 (in facsimile) |
editie: | Leloux 1985, p184 | |
|