lied: |   |   |   |
auteur: | |
beginregel: |
Hoe wonderlyck syn die wercken gods / onbegrypelick syn syn weghen
|
alle liederen met deze tekst 
|
tekstnorm: | Hoe wonderlijk zijn de werken Gods Onbegrijpelijk zijn zijn
|
(5 liederen)
|
aantal strofen: | 8 |
muziek: |
zonder muzieknotatie |
|
genre: | schriftuurlijk lied / vermaanlied (geestelijk) |
  | |
melodienaam: |
wijsaanduiding: | standaardnaam melodie: | alle liederen op deze melodie | Een Ridder en een meijsken jonck | Een ridder en een meisje jong | (111 liederen) |
|
|
strofeschema:
|
|
verstal:
|
4
|
commentaar:
|
Liedje uit de processtukken tegen Jan Boots uit Mechelen, in 1560 verdacht van ketterij. Gedurende het proces heeft hij zowel ontkend als bekend dat hij de auteur van de liederen was, zie Autenboer 1943, 7. Het liedje werd al gedrukt in 1552-4. Voorlaatste strofe =zangersstrofe?
|
recordnummer: | 28643 |
bron: |
siglum: | HsBsARA Aud1191/10
(1560)
|
titel: | Ketterse liedjes van Jan Boots |
pagina: |
f2r
(liednummer 4) |
gebruikt ex.: | Brussel, Algemeen Rijksarchief, Audience 1191/10, 6 document IX |
editie: | Van Autenboer 1943, 23 | |
|