lied: |   |   |   |
titel: | Vanden reghenboghe |
beginregel: |
Och regenboge waer op stelt die jonghe helt zijn sinnen / ic heb verteert mijn jonghe juecht
|
alle liederen met deze tekst 
|
tekstnorm: | O regenboog waarop zo zet de jongeling zijn zinnen Hij heeft
|
(4 liederen)
|
aantal strofen: | 8 |
muziek: |
zonder muzieknotatie |
|
link (full text): | tekst |
genre: | dialooglied (geestelijk) |
trefwoord: | Regenbogen, Barthel / jongeling <-> dood / dodendans / omkopen / genade |
  | |
melodienaam: |
wijsaanduiding: | standaardnaam melodie: | alle liederen op deze melodie | [geen wijsaanduiding] | Ich Regenbog | (2 liederen) |
|
|
strofeschema:
|
. .= . .= .
5a 4B 3a 4B 5c
(Rijm zeer onreg.) | alle liederen met deze vorm (alle liederen) |
|
verstal:
|
5
|
commentaar:
|
Oude melodienorm ("Hoe luid zong de leraar op de tinnen") o.g.v. strofeschema en de structuur van het lied (formuleringen als 'Die jongelinc sprac' en Die doot sprac'). Zie ook van Duyse III, 2436. Mincoff-Marriage 1939, 240 plaatst dit lied echter op de melodie van Souterliedekens1540a 131 ("Kom dood tot mij ras uw gang") o.g.v. inhoudelijke verwantschap met de wijsaanduiding aldaar. Aangezien er een ander lied is met precies die wijsaanduiding als incipit, vervalt Mincoff's argument. Str6, v4-5 ontbreekt; str8, v3-4 ontbreekt. De aanduiding 'regenboge' in het incipit verwijst mogelijk naar Bartel Regenbogen, een meistersinger die leefde rond 1300. Het hier genoteerde lied is mogelijk een bewerking van een hoogduits lied van deze dichter: zie hierover ook Koepp 1929, 194 en Poel e.a. 2004. Een Duitse bron voor de melodie is het Colmarer Liederhandschrift (zie facsimile uitgave van Ulrich Mueller, F.V. Spechtler, H. Brunner, Goeppinger Arbeiten zur Germanistik, serie Litterae 35.). De Regenbogenmelodie wordt in het Colmarer handschrift "Frauenlobs Zuegeweise" genoemd. Het is echter niet bekend of de Minnesänger Frauenlob ook daadwerkelijk de componist van het lied is.
|
recordnummer: | 1723 |
bron: |
siglum: | AntwLb1544
(1544)
|
titel: | Een schoon Liedekens. Boeck inden welcken ghy in vinden sult. Veelderhande [...] |
pagina: |
f71v
(liednummer 127) |
gebruikt ex.: | WolfenbĂĽttel Herzog August Bibliothek: A: 236.5 Poet |
editie: | Joldersma 1982, I 147 en II 227 / Van der Poel 2004a, I 290 en II 303 | |
link (full text): | tekst van de gehele bron |
|