Home     Grasduinen     Over     Zoektips     FAQs     Disclaimer     Meertens Instituut         english

Nederlandse Liederenbank


Na de wijse: Een eeuwige vruecht die niet en vergaet.

Alsmen schreef duyst vijfhondert Jaer
Ende twee en tsestich mede
Sachmen te Gent dits openbaer
Vrome Christenen ontleden
Om tgetuygenisse Christi soet
Twelck sy beleden met ootmoet
Totter doot sonder verflouwen
Haer Fondament alleen
Was Christus de verworpen steen,
Alleen op hem stont haer betrouwen.

Ick moet v clagen Heer mijne noot
Hoe lang salmen dit noch hooren
Datmen rontsom Jerusalem doot
En stort het bloet der wtuercoren
De Lichamen uwer knechten excellent
Sijn den vogelen en dieren als nu present
Al tot een spijse gegeuen
So wie van tquaet aflaet
Ende doet na Christus raet
Die moet tot allemans roofs wesen.

Hoe iammerlijck worden sy vermoort
Die Gods Woort recht beleuen
Een gaepspel, van der werelt verstoort
Sijn sy al hier beneuen
Een yeghelijcx verworpsel me
Somen nu siet in alle ste
Alsmen wel mach vermonden
Haer leuen, lijf, en goet
Was voor den Name Christi soet
Ghelijck als dese nu zijn beuonden.

Vrymoedich, cloeck, en excellent
Heeft Peter van Maldegem al voren
Sijn geloof beleden voor de Heeren blent
Met Peter van Male sonder stooren
En daer toe oock Jacques Bostijn,
Met Lowijs Alaerts cloeck en fijn
Sy streden voor des Heeren Name
Nv rusten sy onder den Outaer
So Joannes tuycht openbaer
Met witte cleederen bequame.

Vijnken en Goudeken de Joncheer
Met Janneken ionck van dagen
Dees dry gesusters bleuen by Gods leer
Totter doot sonder versagen
Betken van Maldegem hielt totten endt
Met Cijnken van Geldere ongeschent
Dus sullen sy ten seluen stonden
Als Christus haer Bruydegom soet
Henlieden sal comen te gemoet
Als reyne Maechden zijn beuonden.

Guillame van Dale met cloecken moet
Heeft om der waerheyt zijn leuen
Verlaten, en oock gestort zijn bloet
Dus wort hy van Godt verheuen
Hy en vreesde sweert noch gloet
Dus loefde hy den Heere goet
En sal tot zijnder vromen
Dat Rijcke der Hemelen fijn
In eewicheyt besittende zijn
Een eewige vruecht niet om sommen .

Int Jaer van drientsestich dit wel beuroet
Dierick Lambrechts ionck van dagen
Streedt voor tgelooue wel gemoet
Totter doot sonder versaghen
Christiaen van Wettere wilde ooc mee
Met Anthonijn de Wale na de ste
Dus sullen sy hebben te loone
Cleederen wit en reyn
Al met Gods Wtuercoren gemeyn
Daer toe des leuens croone.

Int Jaer vierentsestich wel aenmerckt
Steuen de Graet seer vierich
Met Cijnken zijn moeder wel gesterct
In ouderdom seer goedertierich
Dus sullen sy dits openbaer
Hier bouen by de Hemelsche schaer
Louen den Heere schoone
En singen dat nieuwe Liet
Als ons Joannes bediet
Al in des Hemelsch throone.

Perijnken Ketels wel bekent
Heeft om der waerheyt, wilt hooren
Sint Peters int Clooster haer leuen gheent
Met Leenken haer moeder sonder stooren
Dus sullen sy worden gheloont
Ghelijck als Esdra was vertoont
Op den Berch Sion gepresen
Al met een croone playsant
En Palmtacken in de hant
Vant Jongelinck hooge verheuen.

Perijnken en Martijnken van Male coen
Twee gesusters, wilt aenmercken
Met vleesch noch bloet haer niet beuroen
Want Godt condese wel stercken
Peter van der Muelen corts daer naer
Streedt voor t gelooue openbaer
Int Jaer vijfentsestich mede
Willem de duyck gemeyn
Verliet oock des werelts pleyn
Dus zijn sy nu in goeden vrede.

Int Jaer achtentsestich dit beuroet
Jan Parijs al na tbetamen
Pierken van Cleue wel gemoet
En Lauwerens Peters bequame
Hendrick Maesschap seer vailliant
Was met haer leuende verbrant
Dus sullensy allegader
Hooren een lieffelijck woort
Coemt ghy gebenedijde voort
By mijnen Hemelschen Vader.

Jan de Smit na mijn onthou
Streedt cloeck al sonder sneuen
Corts daer na Daniel de Pou
Beleedt Christus woort verheuen
Daniel van Voren wel bekent
Met Passchier Weyns seer excellent
En wilde Gods woort niet schamen
Dus salse Christus fijn
Schencken den nieuwen wijn
Hier bouen, al na tbetamen.

In 't Jaer negenentsestich dit aenhoort
Roelant Stayaert ten desen
Joos Goethals en sloech niet bloot
Peter Stayaert oock beneuen
Janneken Roolants zijn echte wijf
En Janneken de Joncheer verliet haer lijf
Dus zijn sy vroom gebleuen
Als tgout beproeft int vier
Dus salse de Heer goedertier
Sijn Hemelsche Rijcke geuen.

Christoffel Buyse was ooc bereyt
Lauwereys van Rentergem mede
Het cruys te dragen met goet bescheyt
Op den engen wech na sHemels stede
Joos Messenier tot zijn behoet
En Grietken Baets seer wel gemoet
Dus sullen sy wilt hooren
Int nieuwe Jerusalem fijn
Want Christus haer licht sal zijn
Het eewige leuen sal haer gebueren.

Jacxken Terlinck bleef vast gebout
Op Christum den Heere gepresen
Haer vijf kinderkens sy den Heere betrout
Die sorcht voor haer; beneuen
Tanneken vander Muelen reyn,
Met Jacxken van Hussele gemeyn
Hoe vrolijck sullen sy wesen
Als der Basuynen geschal
Coemt hier mijn liefste getal
By mijnen Vader hooch verheuen.

Alle dese hebben haerleuen geent
Gheleden voor de Waerheyt reyne
In Vlaenderen binnen der stadt van Gent
Sachment al in gemeyne
Ick bidde v crachtich Vader goet
V Wtuercoren geeft doch moet
Die nu als noch tentijden
Met druck in banden, torment
Bewaertse O Heere ongeschent
Al die om uwen Naem zijn in lijden.

Ick dancke Godt den Vader door Christum soet
Die zijn wtuercoren als voren
Verlost heeft door zijn genade goet
Van valsche leere, wilt hooren
Bewaert ons O Heere al te saem
Wy die noch pelgrimagie gaen
In groot perijckel met dangier
Geeft ons O Heere, uwen gheest
Als wy beproeft zijn met tempeest
Als tgout ende tsiluer door het vier.

Broeders en Susters int gemeen
En vreest druck, banden, noch lijden
Christus ons Coninck en anders geen
Wil ons vantquaet beurijden
Dus blijft vast op hem gebout
Van zijne wegen niet en flout
So sult ghy salich wesen
Hier mede neme ick mijn endt
Beuele v Godes Gheest excellent
Sijnen Naem blijft eewich gepresen.

Een lietboecxken/ tracterende vanden Offer des Heeren/ int welcke oude ende nieuwe Liedekens/ wt verscheyden Copien vergadert zijn/ om by het Offerboeck gheuoecht te worden want het van eender materien roert/ als van verraden/ vanghen ende dooden/ aengaende der Slachtschaepkens Christi/ die de stemme haers Herders Jesu Christi getrouwelijck gehoorsaem zijn geweest tot der doot toe.
1578
Gent UB: Res 832-1
f53v