|
|
Hier volcht nu noch een besluyt Liedeken. Die groote cudde verckens daar wy af lesen/ Mat. 8 beduydt des duyuels gemeynte/ die in veel verscheyden deelen onder veel verscheyden vercken-Harders gehoet wort. De verckens beduyden den genen die in haar sondige lusten altijt blijuen/ ende altijt lust hebben tot sondighen ende inden dreck der sonden te wroeten. De verckenharders beduyden de Leeraars en de Predickanten die haar cudde in sodanige lusten blijunde voeden weyden opbrengen ende onderhouden. De Zee oft de wateren beduyden de volcken en schaaren daar dese verckens onder loopende altesaamen in vergaan moeten/ so dat de verckenharders sullen vlieden/ ende noch met ydele ledige handen sullen staen/ want sy en sullen geen cudden hebben om gade te slaon. Opte wijse vanden Cx. Psalm De Heer heeft gesproken/ tot mijnen/ etc.
Die Heere coempt/ en is ouer gecomen Hier in een lant/ daar hy duechde hanteert Hoe comt toch dat de luyde voor hem schromen/ Hoe comt datmen hem hier niet en begeert
Ick weet waerom/ hoort toe ik salt v singen Hy doet hier een daat/ die wonderlick is/ Wt de menschen verdrijft hy sonderlingen Alle Duyuels die daar in zijn gewis.
Hy laat de Duyuels nv toe dat sy varen In dese verckens Cudde hier omtrent: So dat de Harders niet kunnen bewaren Haar Cudden die nv loopen dol en blent.
Hy doet de menschen gaan stil ende zedich/ En laat dees verckens Cudde rasen seer. Hy laatse knorrende loopen onvredich Tot haar verderffenis hier in dit Meer.
Hier in dit Meer/ in dese watervloeden Sal hyse nv altesaam laten vergaan/ Want Cristus wil de verckens niet behoeden Die altijt met lust in haar sonden baan.
Orlof ghy verckenherders wilt niet clagen Dat v de Heer hier aan nv yet misdoet/ Al doet hy v nv vlieden en vertsagen Hy doet v recht/ om dat ghy verckens hoedt.
Prinslicke mensch/ ghy die nv zijt ontbonden Blijft ghy int Lant/ daar v Heer is onweert/ Verbreyt ws Heeren eer/ ghy zijt gesonden Om sulcx te doen/ siet wat v Cristus leert. Mar.5.b.19. Luc.8.d.39. Niemant en behoeft hem dit te trecken an/ // Dan die hemselven bevint te zijn tgeslacht hier van. | |
|
Le Canu Robbertsz., Robbert,
Onder verbeteringhe. De slincker vluegel van Robert Robertz
|
1596
|
Amsterdam UB: OK 65-2741 |
fG3v |
|
Martine de Bruin, naar bron, diplomatisch |
|