Home     Grasduinen     Over     Zoektips     FAQs     Disclaimer     Meertens Instituut         english

Nederlandse Liederenbank


Te Pryem tyt

Soo nu de son is opgestaen
laet ons god innich roepen aen
dat hij ons inden dach wil hoen
van al dat ons mach hinder doen

Dat hij ons tong beduingen wil
van twist te spreken oft geschil
Tgesicht oock deckende bewaert
dat het geen ijedelheijt aenuaert

dat [v]uer den gront sij van ons hart
en traecheijt oock mach wesen vert
spijs en drancks sooberheijt met een
des wleesch homoet mach tondertreen

[9]

Op dat wanneer den dach neempt ent
en ons die tijt den nacht toe sent
door abstinentie sijnde reijn
hem moegen singen loff gemeijn

Glorij moet god den vader sijn
oeck sijn enijgen sone fijn
met v den geest troester altijt
in ewicheijt sonder respijt
Amen

Enige hymnen en lofzangen (Utrechtse liedbundel van 1582)
1582
Utrecht UB: 1338 (5 M 23)
p8

Johan Oosterman, naar bron, diplomatisch (niet gecontroleerd)