|
|
Sabbatho ad Matitinum
Grote god der genaden veel Schepper van die werelt geheel ghij die, sijt een in macht tis claer drie personen een godt voorwaer
Ons singen veel met wenen droeff ontfanck goertier tot uwen loeff op dat ons hart van sonden reijn V mach genijten in dit pleijn
Ons leuer lenden, en wat is kranck v brandt bequaem, hout in bedwanck op dat altijt sijn opgescort tot geen quae lusten vuijtgestort
Ende wij die breken nachs rust V louende met sangh met lust worden besconcken rijckelick met gauen van v hemelrijck
Presta pater | |
|
Enige hymnen en lofzangen (Utrechtse liedbundel van 1582)
|
1582
|
Utrecht UB: 1338 (5 M 23) |
p25 |
|
Johan Oosterman, naar bron, diplomatisch (niet gecontroleerd) |
|