|
|
Sequenci vant heijlich sacrament
Syon wilt v schepper louen uwen herder van hier bouen in hijmnen en sangen claer Noet o vermoghen wilt stout wesen bouen alle loff geresen niemant mach god vol prijsen daer
Een looffelijck goet argument vant leuende broot excellent wert ons huyden voorgeset Twelck int heijlich auontmael reen reen den apostolen al gemeen ghegheuen is onbesmet
Laet zijn lof toch wesen volmaect in vrucht in schoonheit vierich blaect int hart vol iubilacie Want eenen groten sonderlingen feest dat dit mael eerst is in gheset geweest houden wij met stacie
In dees nieuwen Coincx maeltijt een nieu paeschlam nieuwet belijt [208v] die oude wet moet swichten Het nieu dat breckt dat out ontween die schim moet voor die waerheit vlien tlicht doet den nacht verlichten
Dat int auontmael christus heeft gedaen sullen wij doen na zijn vermaen in zijnder memorie Soe wij geleert goddelijck zijn consacreren wij broot en wijn een salighe ciborie
Het wert den Christenen geleert dat dit broot in vleisch verkeert en die wijn verkeert int bloet Dat gheen ghij niet begrijpt noch siet door vast gelooft ghij dat geniet sonder ordinancy goet
Onder diuersche figuren teijckenen van een naturen schrijlen zeer grote dingen Het vleijsch wert spijs tbloet dranc zeer eel nochtans zo blijft cristus [209r] geheel in forme sonderlinge
Uan diet ontfangen niet vernielt niet gebroken noch niet gedielt maer heelwert dat ontfangen Een ontfanget een duijsent man ijder heefter euen veel antwert niet vernielt met vangen
Dit nuth die goeden en die quaden maer elcx sonderlinck beraden deen tleuen dander den doot Die quade sterft die goede leeft siet dat elcx gemenelijck heeft een eijndt verscheijden groot
Gebroken zijnde dit Sacrament en twijfelt niet maer weest bekent dat daer so veel eel zijn ontrent in een stuck als int geheel Het sacrament wert niet gesneen alleen tfiguer dat brect ontween door welck zijnen wesen net en reen [209v] blijft onuermindert even veel
Siet dat broot der engelen fijn een spijs voor die daer pelgrims zijn twarachtich broot der zonen dijn niet te geuen den honden In figuren beteijckent wis als ijsaac gheoffert is tpaeschlam en themels broot zeer fris is den vaders gegeuen
Goede herder tbroot warachtich Jesu weest toch ons gedachtich wilt ons voeden beschermt machtich laet ons dat goet sien eendrachtich bouen int leuende lant Ghij diet al weet ende vermuecht die ons met spijs al hier verhuecht maect ons van v erfgenamen door uwen duecht met so menich heijlich sant. Amen | |
|
Graduale Ecclesiae Romanae
|
1571
|
Amsterdam UB: I C 17 |
208r |
|
Johan Oosterman, naar bron, diplomatisch. |
|
© 2024 KNAW/Meertens Instituut