Home     Grasduinen     Over     Zoektips     FAQs     Disclaimer     Meertens Instituut         english

Nederlandse Liederenbank


Alst begint

1. Wie wil hoeren een nieu liet
En dat sal ick u singen
Al van een munnick die broer Jan hiet
hij woent te dordrecht binnen
faelae dobbedob hij woent
te dordrecht binnen

2. broer Jan al op dat kerck of quam
die pinster quam hem tegen
secht mijn secht mijn wel lieve broer Jan
waer hebt gij te nacht geleegen
faelaedobbedob waer hebt gij te nacht
geleegen.

3. Daer ick te nacht geleegen heb
en Is mijn niet berouwen
sij schonken mijn daer koel Is de wijn
en Ick hadt de wil van vrouwen
faelaedobbedob en hebbe de wil van vrouwe

4. Hebt gij gedronken koel Is de win
hadt gij de wil van vrouwen
soe en sult gij nu noch nimmermeer
den lichten dach aenschouwen
faelaedobbedob den lichten dach aenschousen

5. En sal Ick nu noch nimmermeer
Den lichten dach aenschouwe
soe wil Ick uit dat kloester gaen
en hebben de wil van vrouwen
fallae ende hebben de wil van vrou(wen)

Prinse

6. broer Jan die spranck dat veinster uit
en liet sijn kapie glije
veel liever heb Ick een meisie Jonck
Dan eene kap van sijde
faelae dobbedob dan een kap van sidde

Liedbundel van Antonis van Butevest
[1590 ca.] [na 1594]
Leiden, Gemeente-archief, Gildenarchief no. 1474
f34v

Afschrift Meertensinstituut (verm. door C.C. Vlam), naar bron, diplomatisch.