Home     Grasduinen     Over     Zoektips     FAQs     Disclaimer     Meertens Instituut         english

Nederlandse Liederenbank


Item D[i]t es al quaet

Ia christum heeft hij nv vast gheleijt
In ijseren slooten soo men seijt
Als men hem ghelt gheeft met hoopen
Moet chistus altijt sijn bereijt
Die sielen te laeten loopen

Hij seijt god heeft gemaect die oorbiecht
Daer hij [-d..] doch valschelijck aen liecht
Hij heeftse self geuonden
Want hij die menschen daer doer bedriecht
En om dat ghelt vergheeft haer sonden

Sijn boosheijt heeft hij daer doer gewrocht
En menighe vrouwe ter schanden ghebrocht
Want sij clagen haer ghebreken
Och dochter Ick heb mij alsoe bedacht
Ick moet v alleen wat spreken

Dese sonden acht die paus soe slecht
Daer om verbiet hij sijn geschoren decht
Die es die mensche [der] sonden
Daer sinte pauwels af heeft gesecht
Dat wordt nv wel beuonden

Dit es [den] rechten antekerst
Die sweet en bloet den armen vuijtperst
Met bannen ende met Iaghen
Nv Is hij ghevallen dat hij berst
God [dij] wil hem niet langer verdragen

Ick bid v vader ghebenedijt
Dat ghij hem doch genadich zijt
En wilt hem gracie gheuen
Op dat hij sijn sonden eens belijt
En eeuwich met v mach leuen

Ketterse liedjes van Jan Boots
1560
Brussel, Algemeen Rijksarchief, Audience 1191/10, 6 document IX
f1r

Willem Kuiper, naar bron, diplomatisch.