Home     Grasduinen     Over     Zoektips     FAQs     Disclaimer     Meertens Instituut         english

Nederlandse Liederenbank


Daphnes Lof.

O Croon van Helicon,
Ghewonnen door het vluchten,
Die ons ghenuchten
Vermeeren kon,
O! ziel-bekoorster vande gulde Son:
De Cabalinsche clare,, vliet
Dien en besproeyt der Musen snaren,, niet,
Ten sy uw' cransen.
Hun lockt tot dansen,
Met een vrolijck liet.

2. Singht dan Calliope?
Met uwe Sangh-matinnen,
Verheeft het minnen
Dat Daphnes dé
Verkeeren in een teecken vande Vré:
Sy heeft den geylen lust gheveldt?
Gheheylicht loof, ach suyver Sinne-beldt.
Wy sullen vieren
De Lauwerieren,
In't Elesis veldt.

3. Roem-weerde Lauwer-Bruydt?
Die door uw' groote kuysheydt
By Pallas 'thuys leyt,
Ach reyne spruyt!
Ick offer u den lof van mijn gheluydt:
Comt hier speel-siecke saterkens,
En baeyt u in Parnassi waterkens,
En naer u singhen,
En dertel springhen,
Houdt uw' fraterkens.

Omazur, Nicolaus (auteur), LABYRINTHUS CUPIDINIS. DAT IS DEN DOOL-HOF DER LIEFDE, Waer in eertijts DAPHNE (van APPOLLO vervolght sijnde) verkeerden in eenen Lauw'rier-boom. Verçiert met Roose-Tuynen van Rijmen, ghestelt op de nieuwste Dans-wijsen ende Stemmen van desen tijt, Bestaende in Minne-Liedekens, Herders-Sanghen, Veldt-deuntjens, etc. Hic Labyrinthus adest? quod, si delaberis intus? Non Labyrinthus erit, sed labor intus erit.
1663
Den Haag KB: 174 G 49
p3

Transcriptie van titel en liedtekst, naar microfilm, diplomatisch. Door Freya Jorens, correctie door Maartje De Wilde.