|
|
4. AMARYL HAD LANG air de cour van Pierre Guédron (1612)
Herderinnetje Amaryl is verliefd op herdertje Thyrsis, maar nooit durft ze hem dat te laten merken als hij haar het hof maakt. Op een goede ochtend zit ze aan de beek en bekijkt haar spiegelbeeld. Dan verschijnt plotseling ook het spiegelbeeld van Thyrsis, ze draait zich om en ja hoor, daar ziet ze nóg een Thyrsis, de echte ditmaal. Ze moet het nu wel bekennen, want het is nu twee tegen één. De oorspronkelijke Franse tekst begint aldus:
Maintenant les dieux ont quitté Les cieux pour suivre la beauté
Merkwaardig genoeg gaat Hoofts versbouw uit van het toevallige binnenrijm dieux - cieux
Maintenant les dieux ont quitté les cieux pour suivre la beauté.
DEUNTJE.
Wijs: Maintenant les Dieux, ont quitté les cieulx, etc. Amaryl had lang In der hardren (*1) sang Beluistert Thyrsis stem. Zij, songh hij, was zijn siel. Haer ooghjen viel Op niemandt anders als op hem.
Vaeck haer lipje rondt Op het tipje stondt Om t'wtren (*2) haere smart. Staegh (*3) 't woortje van de tong Te rugge sprong, En doock weêr in 't beschreumde hart. Vaecken dachtse' ick raeck, Door de vingerspraeck (*4), Soo ver eens, dat hij 't vat. Staegh werdt de kneuckel stram Wen 't 'er toe quam, Als had zij gansch geen hart gehadt. Op een morghenstondt, Hij haer sitten vondt Eens aen de stille beeck. Saght hij sich sette daer, Dicht achter haer, En haer gedaent in 't nat bekeeck. Siende nae den grondt Zij vernam terstondt Sijn maxel (*5) daer beneên. Om, sagh s', en 't geen dat leeft. Doe seidse' , jck geef 't (*6) Nu, al te veel is 't twee op een (*7). 7 Maj 1622.
(*1): herders (*2): uiten (*3): telkens (*4): gebarentaal (*5): gedaante (*6): ik geef het op (*7): twee tegen één
| |
|
Camerata Trajectina (artiest),
Oren aan Hooft: Liederen en liedjes van Pieter Corneliszoon Hooft. VNM R 81002
|
1981
|
|
1: 4 |
|
|
|