Home     Content     Browsing     Search Tips     FAQs     Progress     Disclaimer     Meertens Institute         dutch


Dutch Song Database


[10] NU DOBBERT MIJN LIEFJE

Een lied van een jonge vrouw wier geliefde op zee is. In gedachten vaart ze met hem mee. Ze bedenkt allerlei manieren om met haar geliefde in contact te komen. Kon ze maar naar hem toe vliegen, zoals Daedalus. Of had ze maar een even luide en vérdragende stem als Stentor, zodat ze met haar lief kon praten.Dan wordt ze ongerust. Kon ze de winden maar betoveren, zoals de tovenares Medea. Laat het haar geliefde niet vergaan als koning Ceyx, die op reis naar het orakel schipbreuk leed en verdronkl. Zijn jonge vrouw Alcyone zag het in haar droom gebeuren.

Amoureus - Liedtjen
Op de Voys: Phebus die is lang over die Zee

Nu dobbert myn Liefje op de ree
Op de woelende springhende baaren
Vande wytluchtighe groote Zee
Dien hy elacy! nu sal bewaren:
Vaart heen, vaart heen vaart voorde windt
En denckt altoos waar datje sint
Op haar die u bemindt.

Och had ick twee ooghen als de Son
Die de gantsche Werelt beschouwen
Of dat ickje troosje volghen con
Ick souw u steets gheselschap houwen:
Maar of't lichamelijck niet gheschiet
Vermits de eerbaarheyt 'tmijn verbiedt
Mijn Ziel en latet niet.

En al mis ick Dedalus kunst
Die door de Lucht syn Lief con draghen
Ick sal u gheleyden: met mijn gunst
Mijn waarste Lief, mijn wel behaghen
Waar ick ontslaghen vant lodsich (*1) vleys
Myn Geest trock met u op de reys
Nu doetet mijn ghepeyns.

Waar ick versien met Stentors stem,
Ick souw ghedurich met u spreecken
Maar laas! mijn keeltjen te cleen by hem
Kan door de Wolcken soo niet breecken
Dan doch al vaardy noch eens soo vart (*2)
Ick sal nochtans in druck en smart
U spreecken met mijn hart.

Had ick Medeas Tovercracht
Ick sou Aeolus in syn Klippen
Bekollen met syn volle macht
Dat niet een wintje hem sou ontslippen
Of borster een stoocker (*3) uyt syn sack
Die sou ick in u seylen strack
Gaan stuuren met ghemack.

De winden 'twater en de vloet
Hipplende Starren en vaste Polen
Die worden nu mijn hoochste goet
Mijn Lief, mijn licht, mijn leven bevolen
O goedertieren Gode vermaart
O regheerders van Hemel en aart
Mijn waarde Ceyx bewaart

Alcyone u lieve Bruyt die schreyt
t'Hart wil heur van droefheyt scheuren
Om dattet dus buldert, stormt, en wayt
Doet u Tortelduyfje niet dan treuren
O Ceyx! o Ceyx! waardighen Man!
Wat hartseer gaat u Vroutjen an,
Die van u (*4) niet syn en can.

Nu dobbert mijn Liefje op de ree
Op de woelende springhende baaren
Vande wytluchtighe groote Zee
Die hy Elacy! nu sal bewaaren
Vaart heen! vaart heene! vaart voorde wint
Maar denckt altoos waar datje bint
Om haar die u bemindt.

(*1): trage
(*1): ver
(*1): straffe bries
(*1): weg van

Camerata Trajectina (artiest), Bredero Amsteldammer: liederen uit het Groot Lied-boeck van Gerbrand Adriaensz. Bredero (1585-1618). (Muziek uit de Gouden Eeuw 1). VNM R 86003.
1986
1: 10