Home     Grasduinen     Over     Zoektips     FAQs     Disclaimer     Meertens Instituut         english

Nederlandse Liederenbank


[3] COMT RETHORIJCKERS WILT ONTDECKEN
Op de wijse: Liever Heere Godt wat sullen wy gaen maken?

Rederijkers en muzikanten worden opgeroepen een nieuwjaarsfeest luister bij te zetten. De tweekoppige Janus, de god van begin en einde en ook van het nieuwe jaar, wordt aangeroepen de vrijers bij te staan als zij aan hun liefjes deur aankloppen. Het wordt een geweldig feest, met enorme hoeveelheden wijn en pannenkoeken. En dan komt er ook nog binnenkort de vastenavond aan, met vlees en wafels.

Comt Rethorijckers, wilt ontdecken,
Ons (u) ghedichten spelen vry,
En ghy Musijckers, comt ter plecken,
Daer men wellustich quelen bly.
Brengt Harpen, Luyten, Velen (*1) by
Om 't nieuwe Jaer met vreucht te singhen,
Toont u ghereet in alle dinghen
Dat doch aen u gheen scheel en zy. (*2)

Janus, een Godt met twee paer ooghen,
Die dubbelhoofdich is wel bekent,
Heeft door 't ghebodt nu laten tooghen, (*3)
Dat alle vryers hier omtrent
Hem sullen vieren excellent,
Op d'eerste dach, dat nieuwe Jare,
So sullen wy gheen vreuchte spare,
Maer zijnen dienaers zijn present.

Dan alle deuren op te sluyten,
Gheeft hyer ons een teecken van,
Als wy savonts staen daer buyten
Om onse Lief te spreken aen,
Sal hy ons niet versteken dan, (*4)
Maer laten ons by de liefste binnen,
Dus willen wy zijn lof beginnen,
Op dat ons niet ghebreken can.

Hoort wat hy ons meer heeft gesonden:
Tseventich pont ghemalen meel,
Boter ghenoech neemt uit de tonnen,
Eyeren laet oock halen veel,
Den Rijnschen Wijn uit schalen eel,
Schenkt hy ons om vreucht te orbooren,
Maer hy bedingt oock van te hooren,
Ghy moet het lach belaten heel. (*5)

De Vastelavondt comt nu loopen,
T' vleesch dat heeft nu goeden tijdt,
Die willen wy houwen en gaen knoopen (*6)
Op datse niet en mach van hier,
Want altijdt gaet de pan te vyer
Soo moet men aen de Tafel leven,
Daer men malcander een wafel gheven
Deur ghenoechten van playsier.

Prinse van 't Jaer en van dees uren,
Schickt dat mijn Lief te deghen gaet,
En dat ick haer altijdt mach bespueren,
Snachts als de clocke neghen slaet,
Als men tot Liefs benoeghen praet,
Dat sy dan sinne crijcht in 't vrijen,
En datse my tot gheenen tijen
In 't nieuwe Jaer verleghen laet.

(*1): vedels
(*2): niets ontbreekt
(*3): blijken
(*4): in de steek laten
(*5): gelag helemaal betalen
(*6): het vlees in stukken snijden en die ophangen (?); in elk geval, de handen moeten uit de mouwen.

Uit: Nieu Amstelredams Liedboeck, Amsterdam 1591.
Melodie (Brande S. Job) uit Luitboek van Thysius, Leiden ca 1600.

Camerata Trajectina (artiest), Ensemble Oltremontano (artiest), Leids Rederijkerskamerkoor (artiest), Rethorijckers en musyckers: muziek van de rederijkers [CD]
2003
1: 3