Home     Content     Browsing     Search Tips     FAQs     Progress     Disclaimer     Meertens Institute         dutch


Dutch Song Database


[9] VAN DEN VISSERMAN

Opsomming van wat een visser zoal niet meeneemt als hij scheep gaat: warme kleren, beddengoed, allerlei etenswaren en vissersbenodigdheden, waaronder lijnen met haken (hoeken) voor het hoekwant. Gerrit Boxhoorn rijmde het allemaal aan elkaar in navolging van een virtuoze satire van de geleerde dichter Dirck Pers. Die had op dezelfde pittige melodie het Amsterdamse grote gilde (vastenavondsgezelschap) op de korrel genomen, met zijn weelderige kledij, overvloedige lekkernijen, uitgebreide keukeninventaris en drukke gezelschap.

Een nieuw liedt van den visserman, op de wijs: In 't groote Gilt valt veel te doen

Den visserman heeft veel van doen,
Eer hy hem kan ter zee-waert spoen,
Daer hy sijn brood mee moet winnen,
Veel meer als ick kan versinnen;
Soo aen wandt (*1), soo aen stel (*2),
Yder een boots-gesel
Heeft van doen, kous en schoen,
Een paer hosen (*3) met een vel,
Leer-mouwen om den arm,
Een zee-pack, met bult-sack (*4),
Een combaers (*5), oyt ontbrack,
Met een schort, niet te kort,
Voet-doecken om 't gemack,
Schans-loper (*6) dicht en warm,
Een hoet met toppenant (*7),
Dat past een zeemans quant.
Mes en schee, lendenier (*8) seer aerdigh;
Dan is hy eerst slaghvaerdigh.

Eer dat visserman vaert naer zee,
Soo maeckt men eerst sijn stop (*9) wel ree,
Gevult met veelderley spijse
(Gelijck als dat is de wijse),
Met geback, met gebloos (*10),
Versch en soet, als een roos.
Yder man, Kees en Jan,
Brengen 't scheep een kruyt-doos (*11),
Een kanne met syroop,
Boter, kaes, is goet aes (*12),
Met vleysch, ofte speck,
Brandewijn, moeter zijn,
En toeback geen gebreck:
In zee is niet (*13) te koop.
Nogh heeft hy voor den noot
In 't gemeen boter, broodt,
En bier dat wel goet is gebrouwen,
Waer mee hy 't lijf moet houwen.

Hier gaet den visserman mee scheep,
En brenght dan daer al sijn gesleep,
Met combaers, bult-sack, hooft-kusse,
Daer hy sijn vaeck op moet blussen.
Brenght sijn stop (*14), en sijn wandt,
Met de fles in sijn handt,
In het schip, met (*15) een knip,
Soo vaert hy van het landt
Na zee, veel goeden nacht
Wenscht hem dan, yder man,
En sijn vrouw, en sijn kindt,
En sijn moer, en sijn broer,
En sijn buer, en zijn vrindt,
Die hem daer na thuys wacht,
Met zegen van den Heer,
Die Hy van boven neer
Den visserman altijdt wil geven,
Om eerlijck van te leven.

(*1): vistuig
(*2): lijf- en beddengoed
(*3): tot aan de heup reikende visserslaarzen
(*4): beddenzak
(*5): dikke deken
(*6): lange zeemansjas
(*7): touw om ra te stellen
(*8): gordel
(*9): kistje voor versnaperingen
(*10): met rode kleur
(*11): medicijnkistje
(*12): voedsel
(*13): niets
(*14): hier: kistje voor smeer
(*15): in een oogwenk


Camerata Trajectina (artiest), Het Maassluise Hoekertje: liederen uit de Gouden Eeuw van Maassluis. GLO 5258
2014
1: 9