|
|
[16] AENHOORT DOCH VISSERS AL GELIJCK
Morele en praktische instructie voor vissers. Blijf nederig als God je met voorspoed zegent, maak geen ruzie met elkaar en bid tot God bij het uitvaren om bijstand. Maar als je wordt aangevallen door vijanden: hard en snel terugslaan.
Een nieuw liedeken. Stemme: Als ick de gulden dageraet
Aenhoort doch vissers al gelijck Die varen van Maes-sluys, Het zy al arrem ofte rijck, Draeght gewilligh u kruys; Doch of den Heer met overvloet U zegende eenpaer (*1), En wilt dan met geen hoogh gemoet U geneeren (*2) seer klaer! Maer weest nederigh in u doen Op landt of zee, Wilt doch altijt na 't beste spoen, Leeft met malkaer in vree.
Siet als gy dan vaert van het lant Op Godts genade heen Met netten en met het hoeck-want, En maeckt doch geen geween, Slaet u oogh ten hemel-waert, Bidt Godt met groot ootmoet: "Behoedt ons Heer op dese vaert, Wanneer ons quaet ontmoet, Want Gy maeckt veele menschen vry, Die zijn in noodt, En maakt haer droevigh herte bly Door Uwe liefde groot."
Want gy moet door een woeste zee Somtijts geheel ontstelt, Oock staet den boosen vyand ree Om u met sijn gewelt Te brengen in een droef gequel Staet hy altijt bereyt; Doch schrickt u niet, al schijnt hy fel, Maer dan niet langh en beyt Om te doen kloecken wederstant, Waer dat gy zijt, Soo wel in zee als op het landt, Neemt geen uytstel van tijdt.
(*1): voortdurend (*2): de kost winnen | |
|
Camerata Trajectina (artiest),
Het Maassluise Hoekertje: liederen uit de Gouden Eeuw van Maassluis. GLO 5258
|
2014
|
|
1: 16 |
|
|
|