|
|
[1] Klachtlied op d'uitvaart van Tyterken (1634)
Clach-Liedt. Op d'uytvaert van Tyterken; Hond van Bont, Opper-Schout tot Leyden, gheboren den 27. Jannuarij: 1634. ? Stem: Schoonste Nymphe van dit Wout, &c. ? De coupletten met een * zijn hier uitgevoerd.
*1. Hoort toe Borghers algemeyn ? Groot, en kleyn! Wilt een droevigh Klacht-Liedt singen! Hoe dat Meester Willem Bondt ? Om zijn Hondt, Droefheyt niet en kan bedwinghen. ? 2. Tyterke dat soete Beest ? Alder-eerst Als de keel begon te nauwen, Gaet de Meester en de Vrouw,? Dol van rouw, Witte-broot en Boter kauwen. ? 3. Maar soo t'Beesje siecker wert ? In zijn smert, Doetmen haest den Doctor halen, Om te weten 't recht bescheyt ? Waer 't hem heyt, Want ten kon hem niet vertalen. ? *4. Als den Doctor met zijn raed ? Weynich baet Int 't ghenesen weet te vinden; Roeptmen met een groot misbaer ? Allegaer Goe-bekende naeste Vrienden. ? *5. Tytertje dat geeft de Geest, ? Arme Beest! Nu soo gaet het eerst aen 't huylen, Meester Willem, Vrouw, en Meyt ? Alle schreyt Snodt, en quijl dat d'Ooghen puylen. ? 6. Doch met eet noch Wijn, en Broodt ? Op de doodt, Eer dat al de Vrunden scheyen, En bewint hem met een kleet ? Om het leet, Van haer Tyter te beschreyen. ? 7. Doch den Doctor, en Churgijn ? Moster zijn, Eer mijn Heer kan zijn te vreden; Want hy qua suspici heyt? ? Op de Meyt, Dus laet Tytertjen ontleden. ? *8. Als men hem begraven sou ? In den rou, Nootmen alder-honden benden Mede ter begraffenis, ? En wat is Van het Bloet, en Goe-bekenden. ? 9. De Kat sprongh inde Peere-boom ? Met een schroom, Wou der Honden rouw niet vieren, Waerom dat de Schout versteurt, ? Alst ghebeurt, Loopt al vloecken ende tieren. ? 10. Doe het Lijck werdt uyt-gebracht, ? En 't gheslacht Volchde, doe de naeste Honden: Leestmen daer na de Kinders op ? Kop, voor kop, Die daer op de Sedel stonden. ? *11. Meester Willem luydt de Bel ? Even fel, Om den dooden te vereeren, Driemael gaetmen 't Sleyck-Veldt om ? Om den rom Van de droefheyt te vermeeren. ? 12. Als sy komen by het Graff ? Houdt men aff, Van dit wonderbaerlijck schellen, Om dat Meester Willem siet ? Sijn verdriet T'hondtken inder Aerde stellen. ? *13. Yder staet met 't Hooft ontbloot ? Hondts ghenoot Om dit Beesken te betreuren, Ondertusschen wil zijn Wijff ? Slecht bedrijff! Huylende haer kleet verscheuren. ? 14. Nu sy komen wederom ? Wellekom Worden altemael gheheeten, En te sitten aen den Dis ? Die daer is Binnen, en daer wat te eeten. ? 15. Als de Wijn is in de Bol ? T'buyckje vol Wel gegeten, en ghedroncken, Wert een yeder kindt op 't lest ? Door de rest Met een schellinghs koeck beschoncken. ? 16. T'savonts als men t'Huys toe sluyt ? Komen uyt Burgemeesters, met haer Vrouwen Om het droevigh Hondtkens Mael, ? Hoff, en Sael, Wert tot Bontius gehouden. ? *17. Leyden zijt ghy Hondts gheweest ? Doen ghy 't Beest Inde Deur hebt op-ghehanghen! Waerom soude nu niet ghy? ? Wesen vrij? Om een ander naem t'ontfanghen? ? 18. Of is hy niet Hondigh meer? ? Ja een Beer. Doe zijn Hontken doet begraven; Houdt hy de Verrijssenis ? Voor ghewis, En Gods Rijck der Zielen Haven?
| |
|
Camerata Trajectina (artiest),
De hond van schout de Bont
|
2006
|
|
1: 1 |
|
|
|