Home     Grasduinen     Over     Zoektips     FAQs     Disclaimer     Meertens Instituut         english

Nederlandse Liederenbank


[11] WAEROM ZIJT GHY SOO LANGHEN TIJDT?

Tijdens de Contra-Reformatie herkreeg de Rooms-Katholieke
Kerk haar oude élan. Dichters als de Engelse Antwerpenaar
Richard Verstegen schreven tal van polemische gedichten tegen
het Calvinisme. Verstegen valt in dit lied zijn tegenstanders
op een bijzonder teer punt aan: het psalmzingen.
Op listige wijze gebruikt hij hiervoor hun psalm 74:
' Waarom,o Heer, straft u uw vijanden niet? Zij hebben uw tempels verwoest!'

Wij stellen ons een domme Protestant voor, die Verstegens 'berijming' zingt,
zonder in de gaten te hebben dat het een persiflage betreft: de vijanden
die 's Heeren tempel hebben verwoest, zijn natuurlijk de Protestanten,
de Beeldenstormers, zelf!

Om dat de Geusch-Ghereformeerde zoo geerne Psalmen zinghen,
dat zy de Dichten van Dathenus de Psalmen Davidts noemen,
ende die als zyn Psalmen zinghen. soo is hier oock in dicht ghesteldt
een naevolghinghe oft lmitatie van den 74. Psalme. Beghinnende int Latyn:
Quia tu es Deus qui repulisti. Ende ghedediceert aen de Gheusen
tot een vereeringhe van hunne Brandt-stichterije ende Kerck-schenderije.
Met dese nieuwe naervolghende Wijse daer toe gheapproprieert.


Waerom zijt ghy soo langhen tijdt
Van ons absent, och lieven Heer,
En dat u schaepkens onbevrijdt
U heete gramschap vuelen seer.

Denckt op u Catholijcke Kerck,
Door u ghesticht en ghefondeert,
U vry verlost en eyghen werck,
Daer ghy soo lang in zijt ghe-eert.

Ghedenckt toch op u Oudt Gheslacht,
U eyghen Erfdeel en u schadt,
Denckt op u Sion seer geacht,
Daer ghy u wooning hebt ghehadt.

Heft op u voet, en metter daet,
Vertreet u Vianden tot niet,
Door wie ghecomen is het quaet,
Dat u Ghewijdt plaets is gheschiet.

U teghen-strijders met gheschal,
In t'midden van u Kerck seer coen,
Haer Vlagghen stellen over al
Te toonen wat sy dorven doen.

Men sach eertijts tot kercken bouw,
Men steen en houdtwerck heeft ghesneden,
Soo excellent als wesen souw,
Ter eeren Godts met ghoede reden.

Maer nu een deel veracht onvromen.
Door boosheyt sijnde heel ontstelt,
Sijn in u Tempels hier ghecomen,
Om daer te toonen hun ghewelt.

Daermen soo groot devotie sach,
En Godt soo loflijck was ghe-eert
Daer hy ghedient was nacht en dach,
Daer sachmen menschen heel verkeert,

Met hamers, bylen en gheweer,
Als vanden boosen gheest bezeeten,
Het schoon ciraet met groot on eer,
Hoe sy dat al in stucken smeeten,

De plaetsen tot Godts dienst ghewijdt,
Die hebben sy in brandt ghesteken,
Wy willen seyden sy wt spijt,
Dit altemael in stucken breken.

Sy seyden in hun boosen moet,
Laet ons gheheel gaen destrueren,
En rooven al het kercken ghoet,
Wy sullend noemen reformeren.

Dit hebben sy alsoo ghedaen,
Soo met af breecken soo met branden,
Daer erghens sy gheraeckten aen,
De Templen Godts in dese landen.

En tot noch toe is geen ghewach,
Noch prophesy noch geen propheei
Die vanden tijdt dit dueren mach,
Can onsen hope doen eenich weet (*1).

Maer salt o Heer noch langher sijn,
Dat u u vyant sal ont-eeren?
Is ooc oneynd-lijck den termijn,
Dat sy u blijven blasphemeren?

Waerom en toont ghy niet u cracht,
Te consumeeren heel te niet,
Elck een die uwen eer veracht,
Want alles is in u ghebiet.

Och houdt u handt niet langher stil,
Te straffen dese geus-ghesellen,
Ghy hebt de macht, hebt oock de wil,
Het sijn vyanden en rebellen.

Ghy sijt ons Coninck en ons Heer,
Ghy doet de deught dat wordt ghedaen,
Laet Kercken-schenders nimmermeer,
Onghecastijt soo hennen gaen.


(*1): iets voorspellen

Camerata Trajectina (artiest), De hoer van Babylon: liederen van ketters en papen. (Muziek uit de Gouden Eeuw 2). VNM R 87004
1987
1: 11