|
|
1. Hoort vrienden hoor mijn lied wat ik duidlijk zal verklaren Wat eenmaal is geschied voor meer dan duidend jaren. Toen 't oud en grijs Stavoren nog bloeid' op Frieslands grond En van zijn macht deed horen, door heel de wereld rond. (bis)
2. Daar in die rijke stad, waar jaarlijks duizend schepen Belaân met 's werelds schat, haar haven in zag slepen Daar leefd' in roem en ere een rijke weduwvrouw Wier voorbeeld ons doet leren, hoe hoogmoed brengt in rouw. (bis)
3. Geen ijzer neen maar goud, zo sprak zij, sier' mijn woning, Het huis voor haar gebouwd scheen 't woonhuis van een koning; 't Was al maar hoge zalen vol vorstelijke praal Men hoeft niet meer te vragen, de stoep was van metaal. (bis)
4. De leuning was zeer schoon uit louter goud gedreven, De deurknop scheen een kroon, met paarlen als omgeven. En brede zilverplaten, geklonken aan den grond, Bedekten al de straten zover haar woning stond. (bis) | |
|
Onder de Groene Linde: opnamebestand
|
[1950-1986]
|
Amsterdam MI: OPN OGL |
|
|
Transcriptie door Simon Groot naar afschrift NVA. |
|