Home     Grasduinen     Over     Zoektips     FAQs     Disclaimer     Meertens Instituut         english

Nederlandse Liederenbank


Uit het Antwerps liedboek (1544)

[18] In oostland wil ic varen

Een soldaat vertrekt naar het Oosten en denkt terug aan zijn ex-geliefde. Hij kon niet aan haar verlangen voldoen en toen was het dus uit. Toch mijmert hij nog over een hereniging met haar.

'In oostlant wil ic varen,
Mijn bliven en is hier niet lanck
Met eender schoonder vrouwen.
Si heeft mijn herteken bevaen.'

Hi nam dat maechdeken bij der hant,
Al bi der witter hant,
Hi leydese op een eynde
Daer hi een beddeken vant.

Daer lagen si twee verborgen
Den lieven langhen nacht,
Van tsavonts totten morghen
Totdat scheen den lichten dach.

'Wel op, ridder coene!'
Sprack si, dat meysken fijn,
'Keert u herwaerts omme,
Mi wect een wilt vogelken!'

'Hoe soude ic mi omkeren?
Mijn hooft doet mi so wee!'
En waer dat niet geschiet,
Ten schiede nemmermeer.

'Had ic nu drie wenschen,
Drie wenschen also eel,
So soude ic nu gaen wenschen
Drie roosen op eenen steel.

Die een soude ick plucken,
Die ander laten staen;
Die derde soude ic schencken
Der liefster die ic haen.

Aen ghene groene heyde
Daer staen twe boomkens fijn.
Die een draecht noten muscaten,
Die ander draecht nagelkijns.

Die naghelen die zijn soete,
Die noten die zijn ront.
Wanneer so sal ic cussen
Mijns liefs rooden mont?'

Die ons dit liedeken sanck,
So wel ghesonghen hae,
Dat heeft gedaen een lansknecht,
God geve hem een goet jaer.

Camerata Trajectina (artiest), Pacxken van minnen: Middeleeuwse muziek uit de Nederlanden. GLO 6016
1992
1: 18