Home     Grasduinen     Over     Zoektips     FAQs     Disclaimer     Meertens Instituut         english

Nederlandse Liederenbank


[18] NU DOBBERT MIJN LIEFJE

Een lied van een jonge vrouw wier geliefde op zee is. In gedachten vaart ze met hem mee. Ze bedenkt allerlei manieren om met haar geliefde in contact te komen. Kon ze maar naar hem toe vliegen, zoals Daedalus. Of had ze maar een even luide en vérdragende stem als Stentor, zodat ze met haar lief kon praten. Dan wordt ze ongerust. Kon ze de winden maar betoveren, zoals de tovenares Medea. Laat het haar geliefde niet vergaan als koning Ceyx, die op reis naar het orakel schipbreuk leed en verdronk. Zijn jonge vrouw Alcyone zag het in haar droom gebeuren.

Amoureus - Liedtjen
Op de Voys: Phebus die is lang over die Zee

Nu dobbert myn Liefje op de ree
Op de woelende springhende baaren
Vande wytluchtighe groote Zee
Dien hy elacy! nu sal bewaren;
Vaart heen, vaart heen, vaart voorde windt
En denckt altoos, waar datje sint,
Op haar die u bemindt.

Och had ick twee ooghen als de Son
Die de gantsche Werelt beschouwen,
Of dat ickje troosje volghen con
Ick souw u steets gheselschap houwen:
Maar of't lichamelijck niet gheschiet
Vermits de eerbaarheyt 'tmijn verbiedt
Mijn Ziel en latet niet.

En al mis ick Dedalus kunst
Die door de Lucht syn Lief con draghen,
Ick sal u gheleyden: met mijn gunst,
Mijn waarste Lief, mijn wel behaghen,
Waar ick ontslaghen vant lodsich vleys
Myn Geest trock met u op de reys ,
Nu doetet mijn ghepeyns.

Waar ick versien met Stentors stem,
Ick souw ghedurich met u spreecken,
Maar laas! mijn keeltjen, te cleen by hem,
Kan door de Wolcken soo niet breecken.
Dan doch al vaardy noch eens soo vart
Ick sal nochtans in druck en smart
U spreecken met mijn hart.

Had ick Medeas Tovercracht,
Ick sou Aeolus in syn Klippen
Bekollen met syn volle macht,
Dat niet een wintje hem sou ontslippen,
Of borster een stoocker uyt syn sack,
Die sou ick in u seylen strack
Gaan stuuren met ghemack.

De winden 'twater en de vloet,
Hipplende Starren en vaste Polen,
Die worden nu mijn hoochste goet,
Mijn Lief, mijn licht, mijn leven bevolen.
O goedertieren Gode vermaart,
O regheerders van Hemel en aart,
Mijn waarde Ceyx bewaart.

Alcyone, u lieve Bruyt die schreyt,
t'Hart wil heur van droefheyt scheuren
Om dattet dus buldert, stormt, en wayt
Doet u Tortelduyfje niet dan treuren.
O Ceyx! o Ceyx! waardighen Man!
Wat hartseer gaat u Vroutjen an,
Die van u niet syn en can.

Nu dobbert mijn Liefje op de ree
Op de woelende springhende baaren
Vande wytluchtighe groote Zee
Die hy Elacy! nu sal bewaaren;
Vaart heen! vaart heene! vaart voorde wint
Maar denckt altoos, waar datje bint,
Om haar die u bemindt.

Camerata Trajectina (artiest), Muziek uit de Gouden Eeuw: Constantijn Huygens en Gerbrand Adriaensz. Bredero. GLO 6013.
1992
1: 18