|
|
Alleen de coupletten gemarkeerd met een * zijn hier uitgevoerd.
[11] Een oud liedeke
Het daget in den oosten
I* 'Het daget in den oosten, het lichtet overal. Hoe luttel weet mijn liefke, och, waar ik hene zal!' II* 'Och, waren't al mijn vrienden dat mijn vijanden zijn: ik voerde u uit de lande, mijn lief, mijn minnekijn!' III* 'Dat's waar zoudij mij voeren, stout ridder welgemeit? Ik ligge in mijn liefs armkens met grote waardigheid.' IV* 'Ligdij in uw liefs armen? Bijlo, gij en zegt niet waar! Gaat hene ter linde groene, verslagen zo leit hij daar.' V* 't Meiske nam hare mantel en zij ging ene gang al tot de linde groene, waar zij de dode vand. VI* 'Och, ligdij hier verslagen, versmoord al in uw bloed? Dat heeft gedaan uw roemen en uwe hogemoed. VII Och, ligdij hier verslagen, die mij te troosten placht? Wat hebdij mij gelaten zo menige droeve dag!' VIII 't Meiske nam hare mantel ende zij ging ene gang al voor haar vaders poorte, die zij ontsloten vand. IX 'Och, is hier enig here, of enig edelman, die mij mijne dode begraven helpen kan?' X De heren zwegen stille, z'en maakten geen geluid. Dat meiske keerde haar omme, zij ging al wenend uit. XI Zij nam hem in hare armen, zij kuste hem voor de mond, in ene korte wijle tot al zo meen'ge stond. XII Met zijne blanke zwaarde dat zij de aarde opgroef. Met haar sneeuwwitte armen ten grave dat zij hem droeg. XIII* 'Nu wil 'k mij gaan begeven in een klein kloosterkijn, ende dragen zwarte wijlen, ende worden een nonnekijn.' XIV* Met hare klare stemme de misse dat zij zong, met haar sneeuwwitte handen dat zij dat belleke klonk.
| |
|
Camerata Trajectina (artiest),
Wilhelmus en de anderen: Nederlandse liedjes, 1500-1700 [CD]
|
2000
|
|
1: 11 |
|
|
|