Home     Grasduinen     Over     Zoektips     FAQs     Disclaimer     Meertens Instituut         english

Nederlandse Liederenbank


[18] WIE WILT HOOREN EEN GOET NIEU LIET, WAT TE HAERLEM (AL 207)

Een zeldzaam gespeelkenslied uit Haarlem. Een jonge man luistert een pikant gesprek van twee vriendinnen af. Ze wisselen liefdeservaringen uit. De een heeft het met een Norbertijner monnik gedaan en kreeg daarvoor meer dan acht stuivers, goed voor twee saaien mouwen. Daarna liet ze zich pakken door een man in de Turfsteeg en door twee jongens bij de Doelen Het andere meisje heeft geslapen met een leuke jongen die haar meteen ten huwelijk vroeg, met vijftig gulden en een ring als onderpand: goed voor een scharlaken keurs. De luistervink raakt geïnteresseerd in deze dames.

An extraordinary companion maidens song from Harlem. A young man overhears a spicy conversation between two female friends who are telling each other their amorous adventures. One has done it with a Norbertine monk and got more that eightpence for it - that will pay for two sleeves of serge. She then let herself be had by a man in the Turfsteeg and then by two young men near the Doelen. The other girl has slept with a nice young man who immediately asked her to marry him, giving her fifty guilders and a ring as his pledge -enough to pay for a scarlet bodice. The eavesdropper starts to take an interest in these women.

Een nyeu liedeken

Wie wilt hooren een goet nieu liet,
Wat te Haerlem in Hollant is gesciet,
Tsavonts te neghen uren,
Al van twee huepsche ghespelen (*1) goet?
Voor den reghen souden si cueren. (*2)

Si cuerden daer voor den reghen was nat.
Een goet gheselleken achter die stoppen (*3) sat.
Hi ghinck hem nederwaert stellen:
Hi dochte dat die ghespeelkens goet
Malcanderen wat souden vertellen!

De eene heeft der ander ghevraecht:
'Segt mi, ghespele, sidi noch maecht?
Wilt mi die waerheyt uutlegghen!
Ist saeck dat mi die reden behaecht, (*4)
Het mijn sal ick u wedersegghen.' (*5)

'Ghespeel, ick hebbe verloren mijn eer,
Ghister avont met eenen witten heer. (*6)
Ten is mi noch niet berouwen.
Hi gaf mi acht stuyvers, een grooten meer, (*7)
Daer cocht ick me twee sayen mouwen. (*8)

Noch quam ick in die Turfsteech
daer ick noch eenen vechtmes creech: (*9)
Ick weerde mi dapper van onder...
En dat ick daer af geen kint en droech,
Dat gheeft mi seluen groot wonder! (*10)

Ick quam gegaen, hoort mijn vermaen, (*11)
daer vand ick twe huepsche gesellekes staen,
Spaceren (*12) al in den Doelen.
Si hebben mi vriendelick wel ontfaen, (*13)
Si deden mi wel na mijn bevoelen!'

'Ghespele, mi is alsulcx gheschiet,
Ick sal u doen mijn rechte bediet: (*14)
Ghister avont hoort mijn verclaren,
Een goet ghesel datter bi mi sliep,
Wi laghen malcanderen alsoo naren.

Doen hi bi mi gheslapen hadt
En hi mi also vriedelick badt.
Dats woude ick wesen zijn vrouwe:
Vijftich croonen soude hi mi gheven ras
En daer toe zijnder trouwen.

Ick nam aldaer zijn trouwe te pant,
Ick creghe dat ghelt in mijn hant,
Ick en wist van vruechden wat maken!
Ick cochte twee doecken, vat dit verstant,
En een cuers (*15) van root schaerlaken.'

Die ons dit liedeken heeft ghedicht,
Hi hoorde die woorden alsoo licht (*16)
die si tot malcanderen spraken.
Mocht hi aenschouwen haer aensicht,
Hi soude met haer wel kenschap maken! (*17)


(*1): vriendinnen
(*2): schuilen
(*3): stoep (een zitbank bij de voordeur van een huis)
(*4): al wat je vertelt me bevalt
(*5): op mijn beurt vertellen
(*6): Een Norbertijner monnik (met wit opperkleed van de orde)
(*7): halve stuiver erbij
(*8): mouwen van een lichte gekeperde wol
(*9): 'vechtlustige' kerel
(*10): daar sta ik van te kijken
(*11): verslag
(*12): wandelen
(*13): ontvangen
(*14): ware verhaal
(*15): gevoerd kledingsstuk van fijne roodgeverfde wol dat van de schouders tot de voeten reikte
(*16): pikant
(*17): kennismaken

Camerata Trajectina (artiest), Egidius Kwartet (artiest), Het Antwerps liedboek 1544 = The Antwerp songbook. GLO 6058
2004
2: 18