Home     Content     Browsing     Search Tips     FAQs     Progress     Disclaimer     Meertens Institute         dutch


Dutch Song Database


18. EEN NIEUW CLAEGH LIEDT .. VAN HENDRICK DANIELSZ SLATIUS

Dominee Hendrik Slatius ontkwam niet. Hij was gevangen gezet wegens zijn aandeel in een complot tegen Prins Maurits. Om strafvermindering te krijgen schreef hij enkele stukken tegen de remonstranten, tegen zijn eigen geloofsgenoten dus. Het mocht niet baten en hij werd ter dood gebracht (1623). De titel van het volgende spotlied suggereert dat het een van Slatius' afvallige geschriften is.

Een nieuw Claegh Liedt, selfs ghemaeckt van Hendrick Danielsz. Slatius in syn Ghevangenisse ... tot waerschouwinge voor alle die noch in de Arminiaensche dwalinge syn. Geschreven in 's Graven Hage, in myne Banden.
Op de wijse: Antwerpen Rijck, etc.

Myn Godt en Heer,
Tot u roep ick met rouwen,
Dat ick mijn Leer
Voor mannen ende vrouwen
Hebbe gheleert;
Tis voor my een afgrijsen.
Ick heb berou,
Wilt my ghenaed' bewijsen
Dat ick hebbe gheleert
Van Gods ghenaed' ghekeert,
Tis voor my een vals wanen.
Daerom blijft altijt vast,
Op Gods ghenade past,
Ghelooft geen Arminianen.

Want ick ben nou
In banden vast ghesloten.
Ick klaegh met rouw,
Het heeft den Heer verdroten
Dat ick zijn Almacht
Te niet heb willen dryven.
Waer is nu mijn kracht?
Men sal my gaen ontlijven.
Waer is mijn vryen wil
Die ick gheleert heb stil?
En dat met een vals wanen.
Daerom blijft altijdt vast,
Op Godts ghenade past,
Ghelooft gheen Arminianen.

En dat noch meer
Dat ick heb voor ghenomen
Met verraet weer
Den Edelen Prins vol vromen,
Te brenghen om,
Met alle mijn ghesellen,
Die ick rontom,
Int Landt heb gaen bestellen,
Om Prins vermoorden siet (*1),
Met al zijn ghebiedt (*2),
Is dit niet een valsch wanen?
Daerom blijft altijdt vast,
Op Gods Ghenade past,
Ghelooft geen Arminianen.

Uit: Nieu Geuse Liedt-Boeck, 1645.

(*1): siet: stopwoord, vgl. 'hoor'
(*2): gezag.

Camerata Trajectina (artiest), Bavianen en Slijkgeuzen: Liederen van Remonstranten en Contra-Remonstranten. GLO 6031
1995
1: 18