Home     Content     Browsing     Search Tips     FAQs     Progress     Disclaimer     Meertens Institute         dutch


Dutch Song Database


6. DEN TWEEDEN PSALM VAN DUCDALBE (L.R. Reael, 1572)

In deze boetepsalm van Alva beklaagt de hertog zich over de heftige tegenstand die hij tijdens zijn verblijf in de Nederlanden ondervindt. De dichter, Laurens Jacobsz Reael, verwerkt niet alleen kritiek op Alva in dit spotlied, maar ook op zijn landgenoten, die pas in beweging kwamen toen zij met de Tiende Penning in hun beurs geraakt werden. Alva moet zijn klacht sarcastischerwijze op de calvinistische melodie van psalm 51 zingen, inderdaad een boetepsalm.

Den ij. Psalm van Ducdalbe, op de wijze vanden li. Psal. Ontfermt u over my, etc.

Vermaledijt is huer ende tijdt,
Dat ick int Nederlant oyt ben ghecomen,
Dat my die Inquisicy sonder schromen
Oyt heeft vercoren, dat my nu wel spijt;
O ick onsalighe meynde subijt
Tlant gheheel tot mijnen profijt te winnen;
Maer ick ben alder menschen herten quijt,
Crijch ick gheen troost, soe verlies ick mijn sinnen.

Al heb ick veel onnoosel (*1) bloets vertreen,
Ghebrant, ghedoot, gheworcht ende ghehanghen,
Veel Edelen, Ja Graven int verstranghen (*2)
Ghebracht, end tsLants Previlegy met een
Te niet ghedaen, end veel Maechdekens reen
Tot schand ghebracht, end oock die Ord der Staten
Gantsch'lick veracht, dit deed my vreese gheen,
Had ick den Tienden Penninck na ghelaten (*3).

Dees Flamingos, dees Luthranen onvroet
Cond ick onder mijn Tyrannije plaghen;
Al had ick al die Vromen doot gheslaghen,
Niemant en rebelleerde mijn ghemoet (*4),
Tot haerder schande, end al haer ghebroet,
Moesten sy onder d'Inquisicy beven,
Een Enghel was ick voor haer ooghen soet,
Nu een Duyvel; niemant en gunt my tleven.

Prinslicke Paus met al u Santen vry,
Bidt, leest, en smeeckt, end wilt Processy voeren,
Bidt Sinte Ludtsaert, Maerschalck van u Hoeren,
Juth, Claes, en Pieter, end Santa Soffy,
Nostra Señora de Valladoly,
End oock Sint Joriaen, daer al moet voor vresen:
Hondert duysent Sielmissen doet voor my,
End laet Granvella (*5) dat Requiem lesen.

(*1): onschuldig
(*2): lijden
(*3): Al het moorden etc. had mij niet in vrees gebracht, als ik de Tiende Penning had nagelaten
(*4): niemand kwam tegen mij in opstand
(*5): kardinaal Granvelle

Uit: Een nieu Geusen Lieden Boecxken, 1581.

Camerata Trajectina (artiest), Ensemble Oltremontano (artiest), De vrede van Münster: politieke muziek uit de 80-jarige Oorlog. GLO 6048
1998
1: 6