|
|
|
19. EEN NIEUW CLAEGH LIEDEKEN VAN SPINOLA (1625)
In augustus 1624 sloeg veldheer Spinola, zeer tegen zijn zin maar op bevel van de Spaanse koning, het beleg van Breda. De stad werd dapper verdedigd, maar Spinola zette door. In maart van het volgend jaar legden de Nederlanders een dam in de Mark, zodat het land onder water kwam te staan. De Spanjaarden hadden hier veel last van. Tenslotte zou Breda, na een beleg van negen maanden, in Spaanse handen vallen. Maar zover is het nog niet in dit spotliedje, waarin Spinola zijn nood klaagt.
Een nieuw Claegh Liedeken, van Spinola over 't Belech der Stadt Breda, Opde wyse: Van den Ouden Grijn (*1).
Ick mach wel klaghen met verdriet
Want treuren en suchten my gheschiet,
Dat ick Breda,, legge soo na (*2)
En kan niet in,
'Tgaet gheheel tegen myn sin.
Ick beleghere soo vast haer,
Maer dat beleggen valt my swaer,
Zy zijn versien,, van spijs, en lien (*3),
Voor langhen tijdt,
't Welck voor my is een groote spijt.
Ick ligge rontom met wercken seer.
Den Prins quelt my van achter weer,
En die vande Stadt,, schieten my mat.
't Water my quelt,
Dus ben ick gheheel ontstelt.
Mijn volck dat sterft en loopt meest wech.
Belle Florence, helpt dit belegh,
Al quam te baet,, Paus en Prelaet
My in dit verdriet,
Noch en heb ick Breda niet.
Want ick ben in een groot dangier,
Al tusschen Water ende vier.
Keer ick naer huys,, met een abuys,
Ik sterf de doodt.
Blijf ick hier, ick ben in noot.
Oorlof Prins van Orangien wijs,
Waerom laet ghy my niet den prijs?
Uwen leeuw seer fel, doet my ghequel
Als hy met spoet
Neder sincken doet mynen moet.
(*1): brompot
(*2): dat ik zo dicht bij Breda lig
(*3): lieden, manschappen
Uit: Jacob Lievensz. van Rogge (ed.), Een Nieu Geuse Liedt-Boeck III, 1645. | |
|
|
Camerata Trajectina (artiest),
Ensemble Oltremontano (artiest),
De vrede van Münster: politieke muziek uit de 80-jarige Oorlog. GLO 6048
|
|
1998
|
|
| 1: 19 |
|
|
|
