Home     Grasduinen     Over     Zoektips     FAQs     Disclaimer     Meertens Instituut         english

Nederlandse Liederenbank


[Klagende Maeghden]

[12] KLAEGHT-LIEDT VAN DINA, DOCHTER VAN AERTS-VADER JACOB
Het bijbelse verhaal van Dina, dochter van Jacob, die een haar onbekende stad bezoekt en daar prins Sichem ontmoet (Genesis 34). Sichem verkracht Dina, maar gelukkig wil hij haar alsnog trouwen. Zijn vader, de koning, stemt toe in de bruiloft. Maar de broers van Dina, Simeon en Levi, willen de schande die hun zuster is aangedaan wreken en vermoorden op verradelijke wijze alle mannen in de stad, inclusief Sichem en zijn vader. Dina is gebroken. Moraal: ze had als ongehuwde vrouw het ouderlijk huis niet moeten verlaten.

LAMENT OF DINAH, DAUGHTER OF THE PATRIARCH JACOB
The biblical tale of Dinah, daughter of Jacob, who visits a city unknown to her and there meets Prince Shechem (Genesis 34). Shechem rapes Dinah, but luckily he still wants to marry her. His father the king agrees to the wedding. But Dinah's brothers Simeon and Levi want to avenge the outrage done to their sister and they treacherously murder all the men in the city, including Shechem and his father. Dinah emerges from the ordeal broken-hearted. Moral: as an unmarried woman, she should never have left her family home.


Op de stemme: C'est un amant, ouvre la porte.

Indien oyt maegt haer droeve klagten
Vermogt te brengen aen den dag,
Ick ben het, die geheele nagten,
Ick ben een maegt die klagen mag.

De jonge Prins, in mijn ontsteken, (*1)
Die quam aen my sijn gunste bi?n,
Ick onbewust in hoofsche treken, (*2)
Ging met hem, om het hof te sien.

Ick wert in stilheyt weg genomen,
En ick en weet niet waer geruckt,
En eer ick weder mogte komen,
Soo was mijn bloemtj' eylaes! gepluckt.

Ick was bedroeft in al de sinnen;
Maer hy boot my sijn regter-hant,
En swoer, hy sou my eeuwig minnen,
Hy sou mijn eeuwig zijn verpant.

O broeders vol onwijse kueren,
Die niet als bloet en vraeck en dorst,
Ghy doet de stadt den doot besueren, (*3)
En in de stadt den jongen vorst.

Daer leyt de vader doot geslagen,
Daer leyt de sone nevens hem,
Daer hoort men duysent vrouwen klagen,
Maer boven al mijn droeve stem.

Nu moet ick al mijn leven treuren,
Gelijck een Tortel-duyfjen plag;
Geen Prins, geen man, sal my gebeuren:
Och waer dit nu mijn lesten dag!

O bloedig sweert van wreede menschen,
Waerom doch hebje mijn gespaert?
Ach nu en heb ick niet te wenschen,
Als in de doot te zijn gepaert.

Nu vrysters wilt dees les onthouwen,
En weest geleert door mijne pijn,
Quae (*4) beenen, ende goede vrouwen
En moeten niet uyt-huysig zijn.

(*1): die voor mij had vlam gevat
(*2): manieren, listen
(*3): betreuren
(*4): slechte

Melodie en begeleiding uit Gabriel Bataille, Airs de differents autheurs, mis en tablature de luth 2 (Parijs 1609).

Translation: Ruth van Baak Griffioen

Camerata Trajectina (artiest), Jacob Cats (1577-1660): Klagende Maeghden en andere liederen. GLO 6063
2008
1: 12