Home     Content     Browsing     Search Tips     FAQs     Progress     Disclaimer     Meertens Institute         dutch


Dutch Song Database


[Klagende Maeghden]

[15] KLACHTE VAN ABISAGH VAN SUNEM
De eenvoudige maar beeldschone Abisagh wordt uitverkoren om de voeten van koning David te verwarmen (1 Koningen 1). Ze moet er haar geliefde voor opgeven. Tot seks is de oude man niet meer in staat. Als de koning sterft, is Abisagh weduwe en maagd tegelijk. Gelukkig wil prins Adonia met haar trouwen. Als deze toestemming vraagt aan zijn broer (koning Salomo), ontsteekt de koning in woede en laat hij Adonia doden. Nu is ze weduwe van twee vorsten, en wat nog erger is: de koning verbiedt iedereen met haar te trouwen, op straffe des doods.

THE LAMENT OF ABISHAG THE SHUNAMMITE
The simple but beautiful Abishag is chosen to warm the feet of King David (I Kings 1). For this she must give up her beloved. The old man is no longer up for sex. When the king dies, Abishag is both widow and virgin. Luckily, Prince Adonijah wants to marry her. But when he asks permission from his brother (King Solomon), the king has Adonijah killed. Now she is the widow of two rulers, and what's worse, the king forbids anyone to marry her, on pain of death.

Klachte van Abisagh van Sunem, op de doot van Adonia, 's Koninks Davids Sone.
Stemme: O faux amant! o langue menteuresse!

O listig hof! ô winckel van gebreken! (*1)
O hooge school van alle slimme (*2) streken!
O poel van ongeluck!
Och, waer ick nog gelijck ick eertijts plag,
Doen ick mijn jeugt in hare vryheyt sag,
Soo waer ick buyten druck.

Ick ben nu weeuw van twee verscheyde Vorsten,
En daer en soog noyt kind aen mijne borsten,
Siet wat een ongeluck!
Maer dat my geeft den alderswaersten slag
Is dat ick noyt mijn leven trouwen mag:
Wat dat's een schellem-stuck!

Wel ick, die was een van de schoonste maegden,
Die oyt een man door soet gelaet behaegden,
En mach noyt moeder zijn;
Geen aerdig kint tot aen de bleecke doot
En salder oyt vercieren mijnen schoot.
O druck, ô sware pijn!

Nu hoort een woort, ô dochters uyt de steden,
Leeft even (*3) daer, met uw beroep te vreden;
Dat is uw Koningrijck.
Wilt gij met lust verslijten uwen tijt,
Blijft in de staet, gelijck gy heden zijt,
En paert met uw's gelijck.

In hoofsche pragt, in kostelijcke steenen
En is geen lust, gelijck de lieden meenen,
Maer niet als enckel schijn.
Gy, zyd gy wijs, verciert uw frisse jeugt
Met eerbaer root (*4) en met de ware deugt;
Dat moet uw ciersel (*5) zijn.

(*1): oord van slechtheid
(*2): slechte
(*3): gelijkmatig
(*4): blozen, schaamte
(*5): sieraad

Melodie uit Jehan Chardavoine, Le recueil des plus belles et exellentes chansons en forme de voix de ville (Parijs 1576).

Translation: Ruth van Baak Griffioen

Camerata Trajectina (artiest), Jacob Cats (1577-1660): Klagende Maeghden en andere liederen. GLO 6063
2008
1: 15