commentaar: | Opname KRO, NCRV-studio, Hilversum, 17-11-1987 De hier gepresenteerde 6 nummers vormen een selectie uit een langer programma, getiteld 'De honingvloeiende poëet. Een muzikaal portret van Joost van den Vondel (1587-1679)', dat Camerata Trajectina in de jaren 1987-1989 ten gehore bracht. Het is niet op lp of cd verschenen. Wel zijn enkele afzonderlijke nummers later op verschillende cd's uitgebracht.
Toelichting:
Een honingvloeiende kousenkoper
'Honingvloeiende poëet', zo noemde een Haarlemse stadsmuzikant zijn dichtende vriend Joost van den Vondel. Niet bijster origineel, maar het kwam uit een oprecht hart en bovendien, de typering was raak: de 'zoete' verzen stroomden Joost moeiteloos uit de pen. 'De honingvloeiende poëet' is ook de titel van dit programma van Camerata Trajectina, het laatste in een cyclus van vier. In 1981 werd begonnen met 'Oren aan Hooft', in 1985 volgde 'Bredero Amsteldammer' en in 1987 'De muzikale wereld van Constantijn Huygens'. Elk dezer dichters voelde affiniteit met muziek, ieder op z'n eigen wijze. Hooft en Bredero stonden beiden nog in de oude traditie van het lied, dat dankzij hun inspanningen op een hoger plan geraakte. Hooft had het een en ander gezien van de wereld en koos moderne Franse en Italiaanse melodieën voor zijn liederen. Bredero kwam zelden de stad uit en hield het bij de deunen die in Amsterdam werden gezongen. Voor Huygens lagen de zaken anders. Hij wist zich op gelijke voet met buitenlandse musici en had weinig op met de eenvoudige zangpraktijken van zijn landgenoten. Hij componeerde zelf wel muziek bij zijn teksten. De honingvloeiende poëet neemt een tussenpositie in. Enerzijds dichtte Vondel evenals Hooft, Bredero en tientallen anderen liedjes op populaire wijzen, anderzijds zag hij graag dat professionals zijn teksten op muziek zetten, er 'echte' muziek op maakten. Hij was bereid daar enige moeite voor te doen, zoals blijkt uit dit 'Deuntje' [deze selectie nr. 5]:
O genoeghelicke Tymen, Als uw tong begint te lijmen, Op het velt, of in het koor, Lijmt ghy alles aan uw oor, Wat in vellen schuilt en veeren. Nachtegalen zelfs verleeren Hunnen zoeten zangk om u. Geen konijn in duin is schuw.
De aangesproken persoon is de eerder genoemde stadsmuzikant uit Haarlem, Cornelis Tymensz Padbrué. Hij wordt hier voorgesteld als een 17e-eeuwse Orpheus. Niet alleen 'lijmt' Tymens tong volgens het toenmalige taalgebruik de woorden en de tonen van zijn zang aan elkaar, tevens lijmt hij zijn publiek, bestaande uit al dan niet gevederde diertjes. Maar Tymen wordt zelf ook gelijmd! Na de vleiende verzen bereikt hem namelijk de uitnodiging:
Wil je zingen, ick wil rijmen, O genoeghelicke Tymen.
De lijmpoging had succes. In 1640 verschijnt Vondels gedicht 'De Kruisbergh' [nr. 1], op muziek gezet door Cornelis Padbrué. Omdat de ontstaansgeschiedenis van deze compositie iets zegt over zowel Vondel als Padbrué, én omdat het stuk pièce de resistance is in dit programma staan we er even bij stil.
'De Kruisbergh' Uit Padbrué's voorwoord bij 'De Kruisbergh' blijkt zijn grote waardering voor Vondels poëzie. Hier is het dat hij hem 'onzen honinghvloeyenden dichter' noemt. Vondel heeft Christus' lijden, want daarover gaat 'De Kruisbergh', zo treffend onder woorden gebracht dat 'byna elck woort schijnt voort te brenghen een straeltje van Godts overgroote liefde t'onswaert'. Vondel had zijn gedicht opgedragen aan Magdalena Baeck-van Erp, de schoonzuster van Hooft. Magdalena koesterde volgens Padbrué een bijzondere belangstelling voor het onderwerp. Wat de religie betreft is 'De Kruisbergh' omgeven met een waas van geheimzinnigheid. Het stuk is zo rooms als een altaar, een crucifix in woord en toon. Van geen der betrokkenen, Vondel, Magdalena of Padbrué, staat echter met zekerheid vast dat hij of zij officieel het rooms-katholieke geloof beleed ten tijde van het ontstaan van gedicht en compositie. Het gezin Baeck-Van Erp is altijd protestants geweest, maar een dochter des huizes bekeerde zich op zeventienjarige leeftijd tot het katholicisme. Over de precieze datum van de bekering van Vondel, die doopsgezind was opgevoed, tasten we in het duister. Van Padbrué weten we alleen dat hij clavecimbelles gaf aan blinden van de gereformeerde diaconie. Maar of hij zelf gereformeerd was? De oorspronkelijke versie van Vondels gedicht eindigt met een toespeling op Magdalena, die immers een bijbelse naamgenote had:
Men siet'er onder't puick der vrouwen, De Christelijcke MAGDALEEN Haer traenen suchten en gebeen God offren met een vast betrouwen, Dat als een BAECK in 't duister scheen.
Later geeft Vondel het gedicht zelf uit, maar nu zonder de verwijzing naar Magdalena Baeck. Padbrué schijnt geen toonbeeld van maatschappelijke aangepastheid te zijn geweest. Zo weten we dat hij zich herhaaldelijk in het openbaar had misdragen met een linnennaaister en dat het stadsbestuur hem de laan had uitgestuurd wegens 'gestadige twist en onenigheid' met zijn collega-stadsspeellieden. Van Padbrué's onaangepaste levenswandel is evenwel niets te merken in zijn muziek. 'De Kruisbergh' begint met vier stemmen en continuo, waarbij zich in de tweede helft een vijfde stem voegt. Padbrué volgt Vondels tekst op de voet, ook letterlijk. In zijn declamatorische stijl laat hij zwevende ritmes ontstaan uit de metriek van Vondels verzen. Het krioelt van madrigalismen: geen 'locus topicus' ontsnapt zijn aandacht. De componist slaagt erin iets van Vondels mystiek in de muziek te laten doorklinken. Padbrué heeft nog meer teksten van Vondel op muziek gezet, waaronder de 'Tweedraght der Christe Princen' [deze selectie nr. 4]. Behalve de 'Kruisbergh' en de 'Tweedraght' zijn zijn Vondelcomposities evenwel onvolledig bewaard gebleven. Zo ook de muziek die Padbrué bij fragmenten uit het treurspel 'Peter ende Pauwels' schreef. Voor dit programma hebben we daaruit het fragment gekozen dat integraal kan worden uitgevoerd ['De kusser van 's verzoeners wangen', nr. 2].
Liederen Het merendeel van Vondels liederen inclusief de melodieën zijn onlangs onder de titel 'Vondel Vocaal' uitgegeven door Kees de Bruijn en Marijke Spies [1988]. De veertig liederen uit deze bundel staan in de contrafacttraditie waarin ook Hooft en Bredero werkten: men zong de teksten op bestaande melodieën, die door de dichter boven het lied werden vermeld. Het lied was in Vondels dagen enorm populair: er verschenen vele tientallen liedboekjes. Vondel doorloopt het gehele scala van liefdes- en bruiloftsliedjes, politieke en religieuze liederen. Het bekendst zijn de politieke liederen, protest-songs-avant-la-lettre. Vondel schreef er enkele in plat-Waterlands, zoals het lied van Reintje de Vos, en de 'Rommelpot int Hanekot'. Reintje de Vos is de burgemeester Reinier Pauw, de door hem verslonden kip Johan van Oldenbarnevelt. [Dit lied heeft Camerata Trajectina opgenomen op de cd Bavianen en Slijkgeuzen.] In de 'Rommelpot' vliegen gereformeerde dominees elkaar als hanen in de haren. [En in 'Een Otter in 't Bolwerk', nr. 6 in deze selectie, wordt de predikant Otto Baudius belachelijk gemaakt.] In deze schijnbaar boertige liederen imiteert Vondel het boertjes-van-buut'n-effect van Bredero, zoals uit diens 'Arent Pieter Gysen', dat model stond voor 'Reintje de Vos'. Omdat de Noord-Hollandse dialecten direct rond Amsterdam vrijwel geheel verdwenen zijn, voeren we deze liederen uit in een Waterlands dialect dat nog wel volop bloeit: het Volendams. De Volendammer zegt 'gien ien' voor 'geen een', Reintje heet bij hem 'Raintje', en zelfs kunnen we nog iets horen van de huig-n in bv. 'hond' en 'land', een bijzonderheid die de 17e-eeuwse 'dialectdichters' met genoegen noteerden als 'hongt' en 'langt'. Interessant zijn ook de religieuze liederen. Toen hij nog doopsgezind was, dichtte Vondel ze op sobere psalmmelodieën. In zijn katholieke periode koos hij evenwel hupsere deunen. De teksten zijn er overigens niet minder serieus om. In Vondels toneelstukken komen eveneens liederen voor. Ze zijn moeilijk als zodanig te herkennen, omdat Vondel er geen melodieën bij vermeldde. Dat 'O Kersnacht schooner dan de daegen' uit de Gijsbrecht van Aemstel gezongen werd, is algemeen bekend: de melodie staat nog steeds in het Liedboek voor de Kerken. Maar ook 'Waer werd oprechter trouw' en 'Nu stelt het puick van zoete keelen' waren liederen!
De honingvloeiende poëet In dit programma [waarvan in de Liederenbank slechts een selectie wordt aangeboden] streeft Camerata Trajectina een synthese na van de genoemde repertoires waarin Vondels teksten figureerden. Met de polyfone werken wordt een beeld getekend van een op het katholicisme georiënteerd muziekleven dat hier ten lande bloeide, ondanks de weinig muziekminnende houding van de heersende calvinistische kerk. Daarvan getuigen ook de 'Cantiones sacrae' van Jan Pieterszoon Sweelinck, let wel de componist van het gehele calvinistische psalter: deze Cantiones passen volledig in de katholieke kerkmuziektraditie van de late Renaissance en vroege Barok. Het andere uiterste vormen Vondels 'boeren'deunen. Hun vrolijkheid is echter schijn: ze staan in dienst van een ernstig, politiek doel. De toneelmuziek uit de Gijsbrecht complementeert dit muzikale portret van Joost van den Vondel, de liedjes neuriënde kousenkoper die zijn honing zo graag op barokmuziekliet vloeien.
Louis Peter Grijp [1988] |