Home     Grasduinen     Over     Zoektips     FAQs     Disclaimer     Meertens Instituut         english

Nederlandse Liederenbank

       
        - melodiezoeken met klavier        
  
sorteer op

bron:

CD: Zingende zwanen: heiligenliederen uit de [...]

auteur:
Camerata Trajectina (artiest)
titel:                             Zingende zwanen: heiligenliederen uit de Gouden Eeuw [van] Jan Baptist Stalpart van der Wiele en Guillelmus de Swaen. GLO 6053
jaar: 2001
druk/uitgave:
Castricum: Globe (uitgave)
Castricum: Klaas A. Posthuma (productie)
muziek: zonder muzieknotatie
aantal liederen: 25
25 beschreven in de Liederenbank
type: audio. CD.
ex./kopie Meertens:
CD 3 Camerata 15
commentaar: Mede mogelijk gemaakt door het Thuiskopiefonds. Onderzoek en programmasamenstelling: Louis Peter Grijp, Meertens Instituut, Amsterdam.

De Gouden Eeuw was een zware tijd voor Nederlandse rooms-katholieken. Er bestond weliswaar vrijheid van geweten, maar openbare godsdienstoefeningen waren hun verboden. Alleen als niemand er iets van merkte, werden misvieringen door de overheid gedoogd. Maar o wee als de ramen van de schuilkerk openstonden!
Na de overgang tot de Hervorming in de jaren zeventig van de zestiende eeuw duurde het geruime tijd voordat de katholieke kerk zich enigszins herstelde. Men had de kerken en kloosters moeten afstaan aan de protestanten, de inkomsten waren sterk teruggelopen en de kerkelijke organisatie was een puinhoop. De priesters moesten onder moeilijke omstandigheden werken. Pastoor Jan Baptist Stalpart van der Wiele (1579-1630) bijvoorbeeld had de zielzorg over de gelovigen van heel Delfland maar moest tegelijk concurreren met de jezuïeten, die hun eigen 'Hollandse missie' bedreven. Door zijn vrijmoedige optreden kwam Stalpart bovendien enkele malen in aanraking met justitie. Hij was geestelijk leidsman van zo'n honderd klopjes, religieuze vrouwen. Velen van hen leefden gezamenlijk in het Delftse Bagijnhof.
Deze Stalpart van der Wiele moet een muzikaal man geweest zijn, begiftigd met een 'engelenstem'. Hij zong veel met zijn klopjes en schreef talrijke liederen voor hen, vrome teksten op bestaande melodieën, volgens het gebruik van zijn tijd. De twee belangrijkste bundels waarin hij zijn liederen onderbracht, volgen het kerkelijk jaar. De eerste bundel met zo'n honderd liederen is bestemd voor de zondagen en werd Gulde-Jaer ons Heeren Jesu Christi (1628) genoemd, de tweede was gewijd aan heiligen en verscheen postuum als Gulde-Jaers Feestdagen (1634). Op praktisch elke dag van het jaar, van 1 januari tot en met 31 december, krijgen een of meer heiligen een lied.
Het zijn de heiligen die door de protestanten tijdens de Beeldenstorm uit de kerken als afgodsbeelden waren kapotgeslagen en verwijderd; zij kregen in de Contra-Reformatie eerherstel en in Stalparts oeuvre nemen ze een centrale plaats in. Door heiligenliederen te zingen raakten de gelovigen vertrouwd met de levensgeschiedenissen van de heiligen en leerden ze deze als vanzelf uit het hoofd: de liederen waren stichtend en didaktisch tegelijk. De heiligen dienden, in de woorden van Charles van Leeuwen, de gelovigen als hemelse voorbeelden.
De heiligen die Stalpart bezong zijn van alle tijden. Velen stammen uit de vroeg-christelijke tijd, ten tijde van de vervolgingen onder de Romeinse keizers. In tal van liederen sterven ze een wrede martelaarsdood, die ze dapper tegemoet treden. God verzint de wonderlijkste listen om de maagdelijkheid van Zijn bruiden te bewaren. Zo blijkt Cecilia tijdens haar bruiloftsnacht plotseling over haar hele lichaam behaard te zijn geworden, zodat haar heidense bruidegom alle lust vergaat. Columba, die brutaal geweest is tegen haar rechters en voor straf in een bordeel is gezet, krijgt een beer toegezonden die haar klant op de vlucht jaagt. Beide heren zijn zozeer onder de indruk van dit ingrijpen van hogerhand, dat ze zich bekeren. De talrijke maagden die de Gulde-Jaers Feestdagen bevolken, hebben opgetwijfeld op de warme belangstelling van de klopjes kunnen rekenen. Andere heiligen leefden in de vroege Middeleeuwen, zoals Willibrord, Adelbertus en Bonifatius - angelsaksische missionarissen die de heidenen in deze gewesten met gevaar voor eigen leven trachtten te kerstenen. De verdrukte zeventiende-eeuwse katholieken verwachtten veel van hun voorbeden. Kluizenaars die zich van hun familie en de wereld in het algemeen afzonderden hadden ook Stalparts sympathie, zoals Bruno die zich hoog in de Alpen terugtrok of Bavo, die een holle boom verkoos. De kuisheid is het handelsmerk van Thomas van Aquino, die zich een verleidelijke 'venusvrouw' met een stuk hout van het lijf hield en vervolgens door een engel met een kuisheidsgordel werd begiftigd. Ook Alexius gaf het goede voorbeeld door zeventien jaar als bedelaar onder de trap van zijn vaders huis te verblijven, zonder herkend te worden. Het zal klopjes en priesters hebben gesterkt in hun keuze voor de ongehuwde staat en een leven buiten familieverband.
Opmerkelijk is het contrast tussen de eenvoudige devotie die we bij de gelovigen verwachten en de knappe renaissancistische verzen van Stalpart, die niet van drama en retoriek zijn gespeend. Vaak grijpt hij op de bijbel terug, als om de protestanten een koekje van eigen deeg te geven, en niet zelden fulmineert hij tegen Luther en Calvijn. Hij wijdde een afzonderlijke bundel aan deze polemiek, Extractum katholicum, tegen alle gebreken van verwarde harsenen (1631).
Stalparts Gulde-Jaers Feestdagen vormen met ruim vijfhonderd liederen de omvangrijkste liederenbundel van de hele Gouden Eeuw. Anders dan de zondagsliederen zijn de heiligenliederen niet meerstemmig uitgewerkt. De melodie wordt gesuggereerd door middel van een wijsaanduiding en staat er in een aantal gevallen in noten bij. Het zijn eenvoudige volksliedjes, populaire Engelse melodieën, kunstige airs de cour en zelfs Italiaanse madrigalen. We mogen aannemen dat deze laatste meerstemmig gezongen zijn door Stalpart en zijn klopjes. Op deze cd zijn soms de originele meerstemmige zettingen gebruikt, in enkele gevallen vierstemmige zettingen uit het Gulde-Jaer ons Heeren Jesu Christi en in weer andere gevallen eigen bewerkingen in dezelfde stijl. Opmerkelijk is dat Stalpart ook vierstemmige zettingen van de souterliedekens van Gerard Mes (1561) gebruikte - psalmberijmingen die in een protestants daglicht waren komen te staan en die Stalpart dan ook met een neutraal Stemme als 't begint aangaf, zonder het souterliedeken of de componist te noemen.
Hoewel Stalpart door zijn tijdgenoten als een begaafd dichter werd beschouwd, had zijn bundel onder de gelovigen niet direct veel aftrek. Men worstelde met de grote verscheidenheid van melodieën, die bovendien moeilijk en onbekend werden gevonden. Pas na een ingrijpende herdichting door een pastoor uit Stompwijk (bij Zoetermeer), waarbij eenvoudiger melodieën werden gekozen, sloeg een bescheiden selectie van Stalparts liederen in brede kring aan ('t Ronde Jaer, 1644).
Stalpart was niet de eerste die heiligenliederen dichtte. Pastoor Salomon Theodotus uit IJsselstein had er bijvoorbeeld al een aantal opgenomen in zijn populaire bundel Paradys der Gheestelijcke ende Kerckelijcke Lofsanghen (1621) en na Stalpart dichtte de Goudse priester Guillelmus de Swaen een stevige bundel heiligenliederen, die hij Den Singende Swaen doopte (1655), onder verwijzing naar zichzelf en de legendarische zang van stervende zwanen.

Louis Peter Grijp

Literatuur:
Charles van Leeuwen, Hemelse bronnen. De heiligenliederen van Jan Baptist Stalpart van der Wiele (1579-1630), diss. Utrecht 2001.
Stijn van der Linden, De Heiligen, Amsterdam/ Antwerpen 1999.

 
beschreven liederen uit deze bron (25)