Home     Grasduinen     Over     Zoektips     FAQs     Disclaimer     Meertens Instituut         english

Nederlandse Liederenbank

       
        - melodiezoeken met klavier        
  
sorteer op

bron:

CD: Jacob Cats (1577-1660): klagenden maeghden [...]

auteur:
Camerata Trajectina (artiest)
titel:                             Jacob Cats (1577-1660): Klagende Maeghden en andere liederen. GLO 6063
jaar: 2008
druk/uitgave:
Castricum: Globe (uitgave)
[s.l.]: Erik Beijer (productie en editing)
[s.l.]: Tom Dunnebier (opname)
[s.l.]: Paul Janse (productiebegeleiding)
muziek: zonder muzieknotatie
aantal liederen: 26
26 beschreven in de Liederenbank
type: audio. CD.
ex./kopie Meertens:
CD 3 Camerata 21
commentaar: Artistieke leiding en research: Louis Peter Grijp (Meertens Instituut). Met dank aan: Meertens Instituut, Nieuw Zout en het Von Brucken Fock Fonds.

For English see below.

Jacob Cats (1577-1660) is een van de meest gelezen schrijvers uit de Nederlandse literatuur geweest, een echte volksschrijver. Veel Nederlanders hadden twee kloeke boeken op de plank staan: de Bijbel en daarnaast de verzamelde werken van Jacob Cats. Zijn werk bood een praktische moraal, op aantrekkelijke wijze verpakt.
Cats wist waarover hij het had wanneer hij in zijn dichtwerken tegen vleselijke zonden waarschuwde. In zijn autobiografie Twee-en-tachtigjarig leven is hij opmerkelijk open over zijn eigen seksleven. Dat begon al toen hij als elfjarige vanuit zijn geboortestad Brouwershaven in Zeeland in het naburige Zierikzee op kostschool werd gedaan. Hij leerde er behalve Latijn ook de liefde kennen, dankzij de levenslustige dienstmeid van zijn hospes. Ook in Cats' Leidse studiejaren was er een dienstmeisje dat voor veel vrolijkheid zorgde. Maar de jonge Jacob schrok zich een ongeluk toen hem een kind van deze deerne in de schoenen dreigde te worden geschoven. Het was loos alarm, maar hij had zijn lesje geleerd. Toch is hij als student in Orléans en later als advocaat in Middelburg voortdurend met vrouwen in de weer geweest. Pas als hij trouwt, in 1605, komt aan deze onrust een einde. Het is zijn beminde Elisabeth die Jacob op het rechte pad brengt, voorgoed.
Maatschappelijk gaat het Cats voor de wind. Als beginnend advocaat wint hij een belangrijk proces voor een vrouw die als heks veroordeeld dreigde te worden - zijn enige prestatie die feministen hem in dank kunnen afnemen. Hij verdient goed geld aan zaken van kapers die met goedvinden van de Zeeuwse overheid Spaanse schepen opbrengen. Tijdens het Twaalfjarig bestand, als de kaapvaart stil ligt, vindt Cats al snel een andere lucratieve bron van inkomsten: inpolderingen en de exploitatie van nieuwgewonnen land. Als het bestand is afgelopen begint een carrière als bestuurder: eerst als pensionaris van Middelburg en Dordrecht, en later in Den Haag als raadspensionaris van Holland en West-Friesland. Jacob Cats is dan een van de machtigste mannen van de Republiek.
Inmiddels heeft hij ook naam gemaakt als dichter. Hoewel hij in zijn jonge jaren het een en ander heeft gedicht, debuteert hij pas wanneer hij de veertig is gepasseerd. In 1618 verschijnen twee embleembundels van zijn hand, waarin hij fraaie gravures van moralistische en religieuze duidingen voorziet. Ook zijn latere werken zijn rijkelijk voorzien van illustraties, die aan het succes van zijn werken bijdragen. Cats' belangrijkste werken - zoals Houwelijck (1625) en Trou-ringh (1637) - behandelen de moraal rond vrijage en huwelijk. De superioriteit van de man is van God gegeven, al vormen wederzijdse liefde en respect de basis van het huwelijk. De echtgenoot moet trouw en liefhebbend zijn, 'een man van tucht, en niettemin / geen leeuw of beer in zijn gezin'. De vrouw is er voor het huishouden en de kinderen. Als maagd moet zij ingetogen en schroomvallig zijn, haar eerbaarheid is haar hoogste goed. Bij de vrijage is het de jongeman die het initiatief neemt. De raad van de ouders is van groot belang bij de keuze van de juiste huwelijkspartner. Ouderen hebben nu eenmaal meer inzicht en ervaring in dit soort zaken, en verliefden doen domme dingen. Het allerbelangrijkste is natuurlijk dat het meisje maagd blijft totdat zij in het huwelijk treedt. Verder zijn huwelijken tussen rijk en arm of jong en oud uit den boze. Daar komt altijd narigheid van.
Deze moraal was niet nieuw, maar de boodschap was nog nooit zo aanstekelijk verpakt. Cats is een geboren verteller, die zijn scherpe psychologische en sociale inzichten even gemakkelijk illustreert met voorbeelden uit de mythologie of de Bijbel als uit het dagelijks leven van de Gouden Eeuw. Overtuigingskracht ontleent Cats aan zijn voorliefde voor spreekwoorden. Hij verzamelde die in zijn Spiegel van den ouden ende nieuwen tijdt (1632) en presenteert ook zijn eigen wijsheden graag in die vorm. 'Een rijpe pere dient geplukt/ voordat het met haar kwalijk lukt' is er zo een. Het klinkt als een waarheid als een koe uit de mond van een meisje dat vindt dat ze lang genoeg heeft gewacht op de toestemming van haar moeder om te mogen trouwen. Haar vrijer staat al een jaar voor de deur en ze wenst nu te worden 'geplukt'. Of 'Een paard dat nu is grijs van haar/ En heeft van hollen geen gevaar.' Het is een van de argumenten die een oude man naar voren brengt wanneer hij een jonge bruid probeert te veroveren: ze heeft van hem geen gekke dingen te verwachten. Maar ook tegenargumenten kunnen als spreekwoorden klinken: 'Als iemand op zijn laarzen pist/ 't Is tijd dat hij zijn beeldje mist,' met andere woorden: tegen de tijd dat je incontinent begint te worden, kun je beter ophouden met minnezaken.
Hoe populair Cats als dichter ook geweest is, in de negentiende eeuw werd hij volledig afgebrand door critici als Busket Huet, die niets moesten hebben van zijn burgermoraal en stijl van dichten. Deze banvloek zou inmiddels uitgewerkt zijn, ware het niet dat Cats' moraal tegenwoordig als rolbevestigend, om niet te zeggen vrouwonvriendelijk wordt ervaren. Cats moet het hebben van de cultuurhistorisch ingestelde lezer die hem als een man van zijn tijd wil zien en waardering kan opbrengen voor de knappe en vaak geestige verpakking van een boodschap die er niet meer toe doet.
Cats' liederen waren in zijn tijd populair. 'Floride soo het wesen mag' [2] was een tophit die in tientallen liederen van anderen als wijsaanduidingen is aangehaald. Evenzo 'Schoon bloemgewas' [1]. Ook het lied van de trouwhatende vrijster [6] en de klaagliederen van Dina [12] en de dochter van Jephta [13] waren populair. De laatste twee komen uit Cats' Klagende Maeghden en Raet voor de selve (1634), waarin veel van zijn liederen zijn gebundeld. De pensionaris moest wegens zijn drukke bestaan de redactie van de bundel overlaten aan zijn huisknecht Matthias Havius, die in een voorrede zijn meesters bedoeling verwoordt: de stommiteiten van verliefde jongeren aangaande huwelijkszaken uit het verleden tonen en ze zo in de toekomst helpen te voorkomen. Cats zelf maakte een openingsgedicht waarin de Rede uitlegt hoeveel leed had kunnen worden vermeden als jongelieden naar hun verstand in plaats van naar hun erotische aandriften zouden hebben geluisterd. Op de titelprent zien we maagden en vrijers knielen voor de troon van de Rede. Ze zijn geraakt door pijlen van Amor, hetzij in hun oog, oor, hart of in hun maagdenkransje. In de liederen vertellen zij ons van hun ongeval. In de Bijbel vond Cats nog meer klagende maagden: behalve Dina en de dochter van Jephta onder anderen Tamar, Susanna, Abisagh van Sunem en de vijf dwaze maagden uit de parabel van de olielampen. Dina en Tamar zijn verkracht, Susanna is vals beschuldigd, de dochter van Jephta wordt letterlijk geofferd, Abisagh moet met een impotente koning trouwen en de dwaze maagden missen een bruiloftsfeest. Al dit maagdenleed had voorkomen kunnen worden!
Cats voldeed met zijn Klagende Maeghden aan het verzoek van enkele Haagse juffers die graag de nieuwste Franse airs zongen maar zich ergerden aan de zinnelijke teksten. Ze vroegen Cats 'enige goede stoffen' op die melodieën te dichten. Die vond hij bij de bijbelse maagden, wier geschiedenissen hij uitvoerig verhaalt, soms met meer dan twintig of dertig coupletten per lied. Je hoeft ze niet per se te zingen, je kunt ze ook lezen, staat er bij. Voor deze opname hebben we ze in elk geval stevig ingekort. Een aantal van de Franse melodieën heeft Cats meerdere malen gebruikt, zoals 'O nuict, jalouse nuict', 'Puisque de vivre sans aimer', 'Faut-il qu'une beauté mortelle' en 'O faux amant! o langue menteuresse' - kennelijk lievelingsnummers van hem, of van de juffers. Zoals gezegd vonden Cats' liederen gretig aftrek. De Klagende Maeghden hebben talrijke herdrukken beleefd, en een aantal van de liederen zijn nog in het midden van de achttiende eeuw als wijsaanduidingen aangehaald. Een bewijs dat ze meer dan een eeuw lang zijn gezongen.

Louis Peter Grijp


Mourning Maidens and other songs by Jacob Cats

Jacob Cats (1577-1660) was one of the most widely-read writers in Dutch literary history, a real peoples' writer. Dutch people often had two hefty tomes on the bookshelf: a Bible, and right next to it, the collected works of Jacob Cats. His work offered practical morality attractively packaged. When in his poetry Cats warned against the sins of the flesh, he knew what he was talking about. In his autobiography Twee-en-tachtigjarig leven (Eighty-two years of Life), he is remarkably forthcoming about his own sex life, which began already at the tender age of eleven when he was sent from his hometown of Brouwershaven in the province of Zeeland to nearby Zierikzee to go to private school. Along with Latin he learned love too, thanks to his landlady's lusty serving-maid. Then during Cat's university years in Leiden he ran into another maid who furnished him with a fair amount of frolicking. But the young Jacob had a dreadful shock when he was threatened with being saddled with a baby. It turned out to be a false alarm, but he'd learned his lesson. And yet as a student in Orléans and later as a lawyer in Middelburg he was still continually mixed up with women. Only when he got married, in 1605, did he settle down. It was his beloved Elisabeth who put Jacob on the straight and narrow, and for good.
Success for Cats was a breeze. As a newly-minted lawyer he won an important trial for a woman accused of witchcraft - the sole accomplishment that feminists can thank him for. He earned good money from the affairs of privateers who seized Spanish ships with the approval of Zeeland's government. During the Twelve Years' Truce, when the pirate trade stood still, Cats quickly found another lucrative source of income: the draining and development of new land reclaimed from the sea. When the Truce ended he began a career as an administrator, first as a pensionary (city attorney) in the cities of Middelburg and Dordrecht, and later in The Hague as Grand Pensionary (Attorney General) of the province of Holland. This made Jacob Cats one of the most powerful men in the Dutch Republic.
Meanwhile he also made a name for himself as a poet. Although in his youth he'd written this and that, he really only made his poetic debut after the age of forty. Two emblem-volumes of his were published in 1618, containing fine engravings which he furnished with moralistic and religious explanations. His later works were also richly illustrated, which contributed to their success. Cats' most important works, such as Houwelijck (Marriage, 1625) and Trou-ringh (Wedding Ring, 1637) deal with the morals of courtship and marriage. In these, man's superiority is God-given, although mutual love and respect form the basis of marriage
Spouses must be faithful and loving, 'a man of discipline who takes care / that to his family he's no lion or bear.' The wife's task is housekeeping and childrearing. As a maiden she must be modest and shy; her honor is her most precious possession. In courtship the young man takes the initiative. Parental advice is of great importance in the choice of the right marriage partner. Parents, after all, have more insight and experience in such matters, and lovers do stupid things. The most important thing, of course, is that the girl remains a virgin until she marries. In addition, marriages between rich and poor or young and old are unacceptable; they always cause trouble.
These morals were not new, but the message had never been so attractively presented. Cats was a born storyteller, who illustrated his sharp psychological and social insights as easily with examples from mythology or the Bible as from daily life in the Golden Age. Cats' predilection for proverbs also helps get his message across. He collected these in his Spiegel van den ouden ende nieuwen tijdt (Mirror of Old and Modern Times, 1632) and was also quick to offer his own wisdom in that form. 'A ripe pear you ought to pluck / ere things go badly with her luck' is an example. It sounds like an ancient adage coming from the mouth of a girl who thinks she's been waiting quite long enough for her mother's permission to marry. Her lover has hung around her door for a year and now she wants to be 'plucked.' Or, 'A horse whose hair is all gone gray / Is in no danger of running away.' This is one of the arguments that an old man brings up when he tries to convince a young bride: she doesn't have to worry that he'll do anything rash. But the counterarguments sound like proverbs too: 'He who pisses on his boots / is past his time for primping looks;' in other words, once you're incontinent it's time to stop flirting.
No matter how popular Cats was as a poet, he was savaged by critics in the nineteenth century such as Busket Huet, who wanted nothing to do with his bourgeois morality and his poetic style. This literary curse might have worked itself out by now, were it not that Cats' morals nowadays seem at the very least to strengthen gender stereotyping, not to mention that they come off as downright misogynist. But Cats can in fact be appreciated by the reader aware of cultural history who is willing to see him as a man of his time and can value him for the clever and often witty packaging of a message that's no longer relevant.
Cats' song were popular in his day. 'Floride soo het wesen mag' (Floride, if it may be) [2] was a top hit that was mentioned as a tune-indication in dozens of songs by others, as was 'Schoon bloemgewas' (Beautiful flowers) [1]. The songs of the marriage-hating lover [6] and the Laments of Dinah [12] and Jephthah's daugher [13] were also popular. The latter two come from Cats' Klagende Maeghden en Raet voor de selve (Mourning Maidens, and Advice for the Same, 1634), which includes many of his songs. Owing to his busy life, the attorney must have entrusted the editing of the collection to his household servant Matthias Havius, who in the preface explains his master's intentions: to show from examples in times past the stupidity of young people in marriage matters, so as to help them avoid such mistakes in the future. Cats himself wrote an introductory poem in which Reason explains how much suffering could have been avoided if the youth had listened to understanding rather than their erotic impulses. On the title-page we see a print showing maidens and youths kneeling before the throne of Reason. They're shot through with Cupid's arrows, whether in their eyes, their hearts, or their virginal wreaths. In the songs they tell of their misfortunes. In the Bible Cats found more mourning maidens: in addition to Dinah and Jephthah's daughter among others, he writes about Tamar, Susanah, Abishag the Shunammite, and the Five Foolish Virgins from the Parable of the Ten Virgins (Matthew 25, in which the five foolish virgins have insufficient oil for their lamps). Dinah and Tamar are raped, Susanah is falsely accused, Jephthah's daughter is literally sacrificed, Abisagh is forced to marry an impotent king, and the foolish virgins miss the wedding feast. And all this maidenly misery turns out in retrospect to have been unnecessary!
With his Mourning Maidens Cats fulfilled a request from several young ladies from The Hague who wanted to sing the latest French airs but took offense at their sensual texts. They asked Cats to write 'good stuff' for these melodies. This he found in the biblical maidens, whose histories he retells in great detail, sometimes with more than twenty or thirty stanzas per song. You don't have to sing them; you can just read them, the book adds. In any case, for this recording we have liberally shortened them. Cats used several of the French melodies several times, such as 'O nuict, jalouse nuict' (O night, jealous night), 'Puisque de vivre sans aimer' (Since to live without loving), 'Faut-il qu'une beauté mortelle' (Must a mortal beauty) and 'O faux amant! o langue menteuresse' (O false love! O lying tongue!) - evidently favorites either of his, or of the young ladies. As mentioned, Cats' songs found an eager market. Mourning Maidens went through many editions, and a number of its songs were still being cited as tune-indications clear up into the middle of the eighteenth century - proof that they were sung for more than a century.

Louis Peter Grijp

 
beschreven liederen uit deze bron (26)