Home     Grasduinen     Over     Zoektips     FAQs     Disclaimer     Meertens Instituut         english

Nederlandse Liederenbank

       
        - melodiezoeken met klavier        
  
sorteer op

bron:

CD: Souterliedekens: 16e-eeuwse wereldlijke liederen [...]

auteur:
Camerata Trajectina (artiest)
titel:                             Souterliedekens: 16e-eeuwse wereldlijke liederen en psalmzettingen van Jacobus Clemens non Papa en Gherardus Mes. GLO 6020
jaar: 1994
druk/uitgave:
Castricum: Globe (uitgave)
Castricum: Klaas A. Posthuma (productie)
muziek: zonder muzieknotatie
aantal liederen: 24
24 beschreven in de Liederenbank
type: audio. CD.
ex./kopie Meertens:
CD 3 Camerata 2
commentaar: For English see below

'Vliegen vang je met stroop', moet de dichter van de souterliedekens hebben gedacht. Hij wilde de jeugd psalmen laten zingen, maar besefte dat die jeugd meer geneigd was tot 'zotte vleselijke liedekens', tot vrolijk gezang. Dus rijmde hij zijn stichtelijke teksten op de melodie?n van populaire liedjes over liefde en drank. Op zichzelf is dit niets bijzonders: die truc ('geestelijke contrafactuur' in het wetenschappelijke jargon) was al gedurende de hele Middeleeuwen bekend. Wel bijzonder is dat de dichter als eerste ter wereld de hele reeks van 150 psalmen berijmde in de volkstaal, in dit geval in het Nederlands. Zijn bundel Souterliedekens (een vernederlandsing van 'psalterliedekens', psalmpjes) werd voor het eerst gedrukt in Antwerpen, door Symon Cock op de Lombardvest, in 1540. De dichter - volgens de traditie Willem van Zuylen van Nyevelt, een Utrechtse edelman - hoopte dat men de souterliedekens onder alle denkbare omstandigheden zou zingen: hetzij alleen, of in het huisgezin, in godvrezend gezelschap, op reis, op het veld, aan tafel - liever dan in dergelijke situaties te roddelen of te ruzie?n, moppen te tappen of vieze praatjes ten beste te geven.
De souterliedekens sloegen enorm aan. Anders dan men wel eens denkt, werden ze niet beschouwd als 'ketterse' liederen en verkregen ze de goedkeuring van de katholieke censuur. In de kantlijn staat keurig de offici?le Latijnse versie van de psalmen afgedrukt. Mensen van alle geloofsrichtingen, katholieken zowel als protestanten, voelden zich aangesproken. Wel werden nederlandstalige psalmen meer en meer het handelsmerk van de gereformeerden, die in 1566 een nieuwe berijming van het complete psalmboek door Petrus Datheen tot hun beschikking kregen, op de nieuwe Geneefse melodie?n. Na 1566 werden de souterliedekens voornamelijk nog gebruikt door doopsgezinden en, in veel mindere mate, door roomskatholieken. De doopsgezinden, een zwaar vervolgde groepering, zong talloze nieuwe liederen op de melodie?n van de souterliedekens. Het hier opgenomen lied over de martelaar Hans van der Mase uit Waasten (West-Vlaanderen) is daarvan een voorbeeld.
Toch is de huidige roem van de souterliedekens minder gebaseerd op hun plaats in de geschiedenis van de kerkzang dan op hun muziekwetenschappelijke belang. Symon Cock drukte namelijk bij de liederen niet alleen een wijsaanduiding af maar ook muzieknotatie. Daardoor is de bundel van onschatbare waarde voor onze kennis van liedmelodie?n uit de 16e eeuw. Zonder de souterliedekens zouden we bijvoorbeeld nauwelijks de muziek kennen van de liederen uit het beroemde Antwerps liedboek (1544) - in het Antwerps liedboek staat immers g??n muzieknotatie. Wel lijkt het erop dat de melodie?n in de souterliedekens-uitgave wat zijn opgepoetst: ze hebben meer versieringen dan men zou verwachten en ook verraadt de ritmiek de hand van een kundig componist. Het muzikale belang van de souterliedekens wordt onderstreept door de driestemmige bewerking die de beroemde componist Jacobus Clemens non Papa ervan maakte. Hij laat de melodie meestal door de tenor zingen, zoals gebruikelijk in de oude Nederlandse school. Ondanks de op het eerste gezicht eenvormige opzet blijken de stukjes bij nader toezien allerlei variatie te vertonen, bijvoorbeeld in de combinatie van de stemmen en in de compositietechniek, homofoon of polyfoon. En wellicht belangrijker: bij alle bondigheid is het prachtige muziek.
Clemens' zettingen werden uitgegeven door de Antwerpse muziekdrukker Tylman Susato, woonachtig 'Inden Cromhoorn' voor de Nieuwe Waag (1556-57). Susato had een voorliefde voor muziek in de eigen taal, en het souterliedekens-project paste uitstekend in zijn reeks 'Musyck Boecxkens' met meerstemmige nederlandstalige muziek. (Ook de bekende instrumentale bundel met 'alderhande danserye' behoorde tot die reeks.) Of Clemens' zettingen van de souterliedekens aansloegen bij het publiek is moeilijk te zeggen. Ze zijn in elk geval niet herdrukt. Wel gaf Susato een tweede reeks meerstemmige souterliedekens uit, van de hand van een leerling van Clemens, Gherardus Mes (1561). Evenals Clemens bewerkte Mes alle 150 psalmen plus nog enkele bijbelse gezangen. Anders dan Clemens koos hij echter voor een uniforme, vierstemmige bezetting van sopraan, alt, tenor en bas, desgewenst ook op instrumenten uit te voeren. Deze benadering past inderdaad veel beter in de componeer- en uitvoeringstraditie van het midden van de 16e eeuw dan Clemens' primair vocale driestemmigheid en onvoorspelbare stemcombinaties. Dat enkele van Mes' zettingen in de 17e eeuw hergebruikt zijn door de Delftse priester-dichter Stalpart van der Wiele, suggereert een zekere populariteit.
Er is ??n probleem bij Mes' zettingen, en dat is tevens de reden dat ze in de huidige muziekpraktijk vrijwel onbekend zijn: van de vier stemboeken ontbreekt er een, de bas. Wie de moeite neemt de overige stemmen (bewaard in Londen en Den Haag) onder elkaar te zetten, bemerkt dat de bas met vrij grote zekerheid te reconstrueren is.
Mes blijkt verschillende bewerkingstechnieken te hebben gehanteerd. Soms neemt hij de souterliedekens-melodie onveranderd over. Deze legt hij dan niet, zoals Clemens, in de tenor maar in de sopraan, volgens het nieuwere gebruik. In de meeste gevallen echter schrijft hij geheel nieuwe composities. Daarbij wordt soms gebruik gemaakt van het begin van de oorspronkelijke souterliedekens-melodie, die dan vervolgens zijn eigen weg gaat. Verrassend is dat Mes voor sommige schijnbaar nieuwe bovenstemmen wel degelijk een liedmelodie blijkt te hebben gebruikt, maar dan een andere dan Clemens! Een willekeurig voorbeeld: Clemens bewerkte zonder omhaal de melodie van Souterliedeken 127, het dansliedje 'Die nachtegael die sanck een Liedt'. Mes zag blijkbaar niets in deze stampende, frygische melodie en ging uit van de beschaafdere, dorische melodie van het lied 'Myn hert dat jaecht seer onversaecht', dat elders in de souterliedekens voor psalm 24 is gebruikt. Ook elders lijken Mes' afwijkingen ingegeven door modale voorkeuren. De zettingen van deze vergeten componist blijken zeer de moeite waard.
Op deze CD zijn de karakterverschillen tussen de wereldlijke liederen en de erop gebaseerde geestelijke meerstemmigheid goed hoorbaar. Bovendien kan men leerling Mes met meester Clemens vergelijken en de generatiekloof die hen scheidt met eigen oren vaststellen.

Louis Peter Grijp


The poet of the Souterliedekens must have been a good psychologist. He wanted to inspire youngsters to sing psalms, but he realised that they were more inclined towards 'foolish, worldly songs'. So he versified religious texts to the tunes of popular songs about love and drink. This is nothing remarkable in itself: the trick of making what are called contrafacta by musicologists had been practised all through the Middle Ages. But what makes this collection interesting is that, for the first time, all of the 150 rhyming psalms were in the vernacular, in Dutch. The book Souterliedekens (this Dutch word is a derivation of 'psalterlied' or 'psairn songs') was first printed in Antwerp, by Symon Cock on Lombardvest in 1540. The poet - traditionally thought to be Willem van Zuylen van Nijevelt, an Utrecht nobleman - expressed the hope that people would sing the Souterliedekens under all sorts of circumstances: alone, in the family circle, in godfearing company, when travelling, in the field, at the dinner table - rather than gossip, quarrel, tell jokes or dirty stories as they might have done.
The Souterliedekens were tremendously popular. Contrary to what is sometimes stated, they were not considered heretical; they were acknowledged by the Roman Catholic censor. The official Latin version of each psalm is neatly printed in the margin. People of different faiths, Catholics as well as Protestants, felt that these songs were addressed to them. However, the Dutch-language psalms gradually became the trademark of the orthodox Reformed believers. In 1566 they had the complete new rhyming version of the psalms by Petrus Dathenus at their disposal, written to the new Geneva melodies. After 1566 the Souterliedekens were used mainly by the Baptists and also, but to a much lesser degree, by Roman Catholics. Baptists, a heavily persecuted group, sang many different new songs to the tune of the Souterliedekens. One example on this CD is the song about the martyr Hans van der Mase from Waasten in West Flanders. Yet the present fame of the Souterliedekens is based less on their place in the history of sacred vocal music than on their general musicological importance. And that is because Symon Cock not only indicated the melody to be sung, but also printed the musical notation. That is why his book is so invaluable for our knowledge of 16th-century melodies. Without the Souterliedekens we would be unlikely to know the tunes of the famous Antwerp song book of 1544, which does not give any notation. It does seem as if the melodies in this Souterliedekens edition are rather polished up: they have more embellishments than one would expect, and the treatment of the rhythm betrays the hand of an experienced composer.
The musical importance of the Souterliedekens is underlined by the threepart adaptations made by the famous composer Jacob Clemens non Papa (ca 1510/1615-1555/56). He usually gives the melody to the tenor, as was customary in the early Low Countries school. Though structurally uniform at first sight, on closer inspection the pieces turn out to be subtly varying; for example in the combination of the three parts and in the composition technique, i.e. mophonous or polyphonous. And what is perhaps even more important: for all its conciseness it is beautiful music!
In 1556-'57, Clemens' settings were published by the Antwerp music printer Tylman Susato, residing 'Inden Cromhoorn' in front of the Nieuwe Waag. Susato was highly partial to music in the vernacular, and the Souterliedekens project fitted beautifully in his series 'Musyck Boexkens' (Little Music Books) with polyphonous music in the Dutch language. This series also includes the wellknown instrumental collection with 'allerhande danserye' (all kinds of dances). Whether Clemens's settings found favour with the public is hard to say. In any case they were not reprinted. But in 1561 Susato published a second volume ofpolyphonous Souterliedekens by a pupil of Clemens, Gherardus Mes. Like Clemens before him, Mes adapted all 150 psalms and a few hymns as well. Unlike Clemens, he opted for a setting for four parts throughout (soprano, alto, tenor, bass), which could also be executed instrumentally. This approach was much more in line with the composing and performance traditions of the middle of the 16th century than the primarily vocal three-part compositions and unpredictable voice combinations. That some of Mes's settings were used in the 17th century by the Delft priest and poet Stalpart van der Wiele suggests a certain popularity. There is one problem with Mes's settings which is at the same time the reason why they are virtually unknown in today's music practice: one of the four part books is missing, the bass. However, one only needs to compare the remaining part books (kept in London and The Hague) to be able to reconstruct the bass with a fair degree of accuracy.
Mes employs various methods of adaptation. Sometimes he uses the existing melody of the Souterliedekens unchanged. He does not give it to the tenor, like Clemens, but to the soprano as had just become customary. In most cases, however, he writes a completely new composition. Sometimes he uses the beginning of the original Souterliedeken melody, but soon allows it to follow its own course. It is interesting to see that Mes sometimes writes apparently new soprano parts which turn out to be existing melodies, but not the one Clemens uses! A random example: Clemens adapted, without much ado, the melody of Souterliedeken 127, the dance tune 'Die Nachtegael die sanck een Liedt'. Mes obviously did not care for this stamping, phrygian melody and uses the much more civilized doric melody of the song 'Myn hart dat jaecht seer onversaecht', which is used elsewhere in the Souterliedekens for psalm 24. There are other instances where Mes allows his modal preferences to take over. The settings of this forgotten composer prove to be very much worth while.
On this CD we clearly hear the difference in character between the worldly songs and the sacred polyphony based upon them. It also allows us to compare Clemens the teacher and Mes the apprentice, and hear for ourselves the generation gap that divided them.

1994, Louis Peter Grijp

 
beschreven liederen uit deze bron (24)