Home     Content     Browsing     Search Tips     FAQs     Progress     Disclaimer     Meertens Institute         dutch

Dutch Song Database

       
        - melody search by keyboard        
  
sort by


source:

CD: Muziek uit de Muiderkring: liederen [...]

author:
Camerata Trajectina (artiest)
title:                             Muziek uit de Muiderkring: liederen van en voor Maria Tesselschade. GLO 6026
year: 1994
druk/uitgave:
Castricum: Globe (uitgave)
Castricum: Klaas A. Posthuma (productie)
music: without musical notation
number of songs: 19
19 entered in the Dutch Song Database
type: audio. CD.
copy/repro. Meertens:
CD 3 Camerata 4
comment: Mede mogelijk gemaakt door een garantiesubsidie van het Prins Bernhard Fonds. Programmasamenstelling: Louis Peter Grijp, P.J. Meertens -Instituut, Amsterdam

De pruimen beginnen te rijpen, en roepen: "Tesseltje, Tesseltjes mondje", want ze willen graag door Tesselschade gegeten worden. Verzen van begaafde dichters roepen daaroverheen "Tesseltje, Tesseltjes keeltje", want ze willen graag door Tesselschade gezongen worden. Met zulke aardigheden probeerde Pieter Corneliszoon Hooftzijn goede vriendin Tesselschade naar het Muiderslot te lokken. Meestal lukte hem dat wel. Jaarlijks reisde ze vanuit haar woonplaats Alkmaar naar Muiden om een paar daagjes te logeren bij Hooft en zijn gezin. Iedereen was dol op haar, van Hoofts stiefdochtertje Susanna tot zijn geleerde vrienden Caspar Barlaeus en Constantijn Huygens. Tesselschades aanwezigheid verhoogde Hoofts kans op succes als hij zijn vrienden uitnodigde voor de befaamde zomerpartijen op het oude kasteel. Deftige heren, kunstenaars en intellectuelen luisterden dan naar elkaars literaire werk Of Vermaakten zich met conversatie, filosofie, grappenmakerij, eten, drinkenoverigens meer thee dan alcoholische dranken - en met muziek. Al in de 17e eeuw werden deze zomerpartijen als iets bijzonders gezien. In zijn biografie van PC. Hooft (1677) gaf Geeraerdt Brandt hoog op over de gastvrijheid van Hooften over de belangrijke rol van de muziek tijdens de bijeenkomsten in het Muiderslot. De romantici van de 19e eeuw idealiseerden Hoofts partijen en projecteerden er hun behoefte aan een groots verleden op. Uit de steeds wisselende gezelschappen schiepen zijeen vaste Muiderkring, een Parnassus waarop alle grote geesten van de Gouden Eeuw vertoefden met Tesselschade als stralend middelpunt. Talrijke Tesselschadestraten, de Vereniging Tesselschade Arbeid Adelt, diverse schilderijen van de Muiderkring en een nog altijd beroemde schoolplaat van Isings (Een zomermiddag met de Muiderkring)uit 1928 getuigen van deze geestdriftige bewondering. De laatste jaren is dit wat al te enthousiaste beeld gedemystificeerd. Een gezelschap zoals Isings heeft afgebeeld, met alle coryfeeën bijeen, kan niet in die samenstelling op het Muiderslot bijeen zijn gekomen. Jacob Cats bijvoorbeeld, bij Isings achter het clavecimbel staande, is nooit op het Muiderslot geweest. Het bekende portret van Tesselschade door Hendrik Goltzius blijkt elke willekeurige tijdgenote te kunnen voorstellen en voor zover bekend speelde ze geen luit, zoals enkele 19e-eeuwse schilderijen ons willen doen geloven. Het muzikale aandeel in de Muiderslotpartijen is op de keper beschouwd ook minder groot dan in de legende. Het was vooral Tesselschade zelf die zong, eventueel samen met haar stadgenote en vriendin Francisca Duarte. Ter begeleiding stond hun het clavecimbel ter beschikking dat Hooft wellicht nog bezat uit zijn eerste huwelijk met Christina van Erp, die van J.P. Sweelinck les had gehad. Hoofts tweede vrouw Leonora Hellemans was minder muzikaal, al zong ze afen toe mee met de anderen en leerde ze wat clavecimbel spelen om haar man een plezier te doen en de stilte in het slot te verdrijven. Kunnen we Leonora, de hartelijke gastvrouw, als motor van de Muiderkring zien, het is de spil Hooft-Tesselschade waarom de kring draaide. Hun vriendschap is er een voor het leven. Eerst is Tesselschade voor Hooft nog vooral het jongere zusje van de knappe Anna Roemers Visscher. Hooft verbetert Tessels eerste dichtproeven, en ook later zal hij haar gedichten blijven betuttelen, zoals ze het zelf noemen. Samen lezen ze Marino, in het Italiaans. Hun brieven aan elkaar -een hoogtepunt uit de Nederlandse literatuur- zijn hartelijk, ondanks de verfijnde en deftige stijl. Ze delen ook schriftelijk hun verdriet als hungezinnen door het noodlot worden geteisterd. Van Hoofts stoicijnse zelfbeheersing komt weinig terecht wanneer hem binnen korte tijd twee kinderen en zijn eerste vrouw ontvallen. Tesselschade blijkt emotioneel sterker wanneer zij in één etmaal een kind en haar man verliest. Wat trok Hooft en zoveel anderen aan in Tesselschade? Het moeten combinatie van karakter, schoonheid en vaardigheden zijn geweest. Hartelijk, lief en vrolijk, een 'zoetemelkshart' zoals haar vrienden het uitdrukten, en daarbij intelligent, evenwichtig, geestig, mooi, muzikaal, kunstzinnig en literair begaafd. Haar vader, de koopmandichter Roemer Visscher, was middelpunt geweest van een literaire kring in Amsterdam. Hij gaf zijn dochters een onbekrompen, model-renaissancistische opvoeding. Ze bekwaamden zich in het schilderen, tekenen, borduren, glas graveren, dichten, muziek, vreemde talen als Frans en Italiaans en zelfs in het zwemmen. Tesselschades naam is het produkt van de typische humor van vader Visscher. Als graanhandelaar en assuradeur had hij een gevoelige financiële aderlating ondergaan toen met kerstmis 1593 een vloot Hollandse handelsschepen voor het eiland Tessel verging. Drie maanden na de ramp werd zijn dochtertje geboren, op Maria Boodschap. De negen maanden tussen deze feestdag -de aankondiging van Christus geboorte- en Kerstmis was voor hem aanleiding een verband te leggen tussen de zakelijke strop en de blijde gebeurtenis. Hij drukte die uit in de naam van de boreling: Maria Tesselschade. Een naam waarop ze trots was en die zowel haar vader als haar literaire vrienden voor talrijke woordspelingen zou dienen.
Feitelijk weten we weinig concreets over de muziek die tijdens de bijeenkomsten op het Muiderslot werd gemaakt. Wat zong Tesselschade zo al? Italiaanse en Franse liederen? Het zou kunnen; eenmaal citeert Hooft een regel uit een lied van Caccini in een brief aan haar. Hoofts eigen liederen dan? Ook hiervoor zijn slechts enkele aanwijzingen te vinden. In de beroemde brief van 1636 waarin de pruimen om Tesseltjes mondje roepen, voor Christina had geschreven: Rosemont, hoordij speelen noch singen? Kennelijk kent Tesselschade het vervolg, al wordt niet uitdrukkelijk gezegd dat ze het ook gezongen heeft. In 1632 stuurde Hooft haar het begin van een lied in wording, de Klaght van Koning Henrik de Groote. Een halfjaar later is het af en stuurt hij e rest op, in de hoop dat haar de zanglust dan nog niet vergaan is. Het is een van de weinige liederen waarvan we zeker weten dat het in de Muiderkring is gezongen, zij het niet door Tesselschade maar door een minder frequente gast, Anna Treslong. We weten niet of de melomaan Constantijn Huygens, die bij die gelegenheid wel niet toevallig aan tafel gezeten was tussen de twee zangeressen Anna Treslong en Tesselschade in, zelf in de Muiderkring heeft gemusiceerd. Het is in elk geval niet gedocumenteerd. Wel werden in 1633 de muzikale heren Mostaert, Verburgh en Brosterhuizen uitgenodigd 'de zangmate te helpen volmaken', dat wil zeggen een vocaal kwintet te vormen met Tesselschade en Francisca Duarte. Tesselschade stuurde ten behoeve van dat feest een drinkliedje van Brosterhuizen en een gedichtje van haarzelf aan Hooft. Het was de bedoeling dat ze op noten gesteld werden. Blijkbaar werder in de Muiderkring ook gecomponeerd. Dit suggereren eveneens de verzen van Barlaeus die door Tesseltjes keeltje gezongen wensten te worden. Voor zover bekend schreef Barlaeus geen liederen op bestaande melodieën. Van al deze mogelijke composities is niets bewaard gebleven en evenmin is bekend wie ze geschreven zou moeten hebben. Mostaert, Verburgh en Brosterhuizenzijn potentiële kandidaten, Hooft zelf zeker niet: hijbeschouwde zich weliswaar als een vurige beminner van de muziek, maar niet als een kenner.
De liederen van Pieter Corneliszoon Hooft (1581-1647)
Hoofts liederen illustreren zijn passie voor muziek en tevens zijn relatieve onhandigheid ermee. Opvallend is zijn goede neus voor het allernieuwste op muzikaal gebied. Hij is degene die, voor zover bekend, als eerste liederen dicht op de wijzen van Sei tanto gratiosa, Esprits qui soupirez, Nuit jalouse nuit en Questa dolce sirena, melodieën die hoog zouden stijgen op de hitparade van de Gouden Eeuw. Tegelijk is het duidelijk dat hij soms worstelt met de moderne Franse wijzen en hun vrij zwevende ritmen wanneer hij er Hollandse woorden op wil zetten. Ettelijke woorden hebben geweigerd zich naar de troetelende toon van die syllabe te vlijen, klaagt hij eens bijzijn muzikale vriend Huygens. Hij kan zich bovendien de oorspronkelijke tekst van het lied niet meer herinneren, alleen nog het refrein: Quime le trouve et le rameine, l'Amour, l'Amour" (voor 'Schoon Prinssenoogh'). Ook bij 'Hoogher Doris niet, mijn gloetje' blijkt Hooft de naam van zijn melodie vergeten te zijn. Hij heeft althans de wijs niet ingevuld. Naast moderne melodieën van Franse airs de cour en Italiaanse monodieën en madrigalen had Hooft een zwak voor Nederlandse volksliedjes. Zijn beroemde lied 'Galathea siet den dach comt aen' bijvoorbeeld gaat op de wijs van een liedje waarop men ook zong:
Willen ons Coeyen dan niet stille staen
So mogen se ongemolcken aen der heyde so heyde
So mogense ongemolcken voor den herder gaen.
Het succesvolle 'Ach Amarillis' gaat op de wijs van het oude volksliedje 'Vant Boerinneken dat Water haelt'. Hoofts liederen behoren tot de mooiste van de Nederlandse literatuur. Tijdens de reis die hij als 17-jarige jongeling naar Frankrijken Italië ondernam, ontdekte hij de Renaissance met zijn pastorales en petrarkisme, de maniëristische dichttrant waarbij de nadruk hartstocht. Hij nam zich voor de Romaanse literatuur in het Hollands te evenaren. Bijna al Hoofts vroege liederen zijn amoureus, geschreven voor vele vlammen. Ze zijn vaak voorzien van een mythologische aanduiding van de geliefde in kwestie, die in sommige gevallen tot een meisje van vlees en bloed kan worden herleid. Achter de aanduiding 'D.I.Q. DIA schuilt zo Ida Quekel. 'D.A.S. Electra' is Anna Spiegel en Christina van Erp wordt aangeduid als Mithra Granida. De meest erotische liederen dateren van ruimschoots ná Hoofts huwelijk in 1610 met Christina, met name Dartelavondt (1621). Wellicht ten overvloede: Voor Tesselschade schreef Hooft géén liefdesliederen en uit niets blijkt ook maar iets van een amoureuze betrekking met deze aantrekkelijke maar solide koopmansdochter.

Liederen van en voor Tesselschade (1594-1649)
Van Tesselschade zelf is maar één liedje bewaard: 'Hoe crachtigh ick verpyn'. De verliefdheid straalt er vanaf, alleen mogen we raden op wie. Veruit de meeste kans maakt Allard Crombalch (voorzover bekend ook de enige man in haar leven, met wie ze in 1623 trouwde. Vondel legt haar een bezorgd liefdeslied in de mond, de 'Vechtzangk'. Onder de talrijke vrijers die Tesselschade afhield, bevond zich ook Gerbrandt Adriaensz Bredero. Hij schreef twee amoureuze liederen voor haar en droeg zijn toneelstuk 'Lucelle' aan haar op (1616). Tenslotte is er een tekst van Tesselschade op muziek gezet door de Haarlemse amateurcomponist Joan Albert Ban. In zijn ZanghBloemzel (1642) nam hij, naast gedichten van Hooft en Huygens, Tesselschades 'Onderscheidt tusschen een Wilde en een Tamme Zanghster' op, een wedstrijd tussen een nachtegaal en een menselijke zangeres. De zangeres wint, niet vanwege haar virtuositeit maar omdat zij met haar zang woorden bezielt. Dit thema was koren op de molen van Ban. Hij had een uitvoerige studiegemaakt van wat hij noemde de zielroerende kracht van de muziek en een methode ontworpen om de affecten van de tekst zo sterk mogelijk in de muziek tot uiting te laten komen. Monteverdi was zijn voorbeeld. Bans muziek zaaide verwarring. Huygens leek er aanvankelijk wel iets in te zien maar hield zich op de vlakte toen er uit Frankrijk zware kritiek kwam van geleerden als Descartes en Mersenne. Tesselschade daarentegen hield van Bans muziek, na aanvankelijke aarzelingen. Juist door deze nuancering komt haar lofdicht 'Op de Zang Konst' van Joan Albert Ban geloofwaardig over. Als eenmaal haar twijfels overwonnen zijn, raakt ze in de ban van Ban. Ze heeft de componist ook in Haarlem bezocht (1643). Mogelijk hield haar bekering tot het katholicisme, kort tevoren, verband met haar sympathie voor de componist, die tevens priester was. Tot voor kort was het moeilijk een oordeel te vellen over Bans kunst. Van de drie stemmen plus continuo van het Zangh-Bloemzel zijn er slechts twee overgeleverd. De sopraan ontbreekt, op een kort fragment na. De reconstructie van de bovenstem, hier voor het eerst uitgevoerd, laat evenwel horen dat Bans muziek weliswaar eigenzinnig van structuur is maar wel degelijk zielroerende kwaliteiten bezit.

(C) 1994, Louis Peter Grijp

 
songs in this source (19)