Home     Grasduinen     Over     Zoektips     FAQs     Disclaimer     Meertens Instituut         english

Nederlandse Liederenbank

       
        - melodiezoeken met klavier        
  
sorteer op

bron:

CD: De triomfeerende min = The triumph [...]

auteur:
Camerata Trajectina (artiest)
titel:                             Carolus Hacquart: De triomfeerende min = The triumph of love [1678]. GLO 6069
jaar: 2012
druk/uitgave:
[Castricum]: Globe (uitgave)
[s.l.]: Erik Beijer (productie)
[s.l.]: Tom Dunnebier (techniek)
[s.l.]: Paul Janse (productiebegeleiding)
muziek: zonder muzieknotatie
aantal liederen: 35
35 beschreven in de Liederenbank
type: audio. CD.
ex./kopie Meertens:
CD 3 Camerata 24
commentaar: Artistieke leiding: Louis Peter Grijp. Met dank aan: Meertens Instituut e.a.

For English see below.

'De Triomfeerende Min' is geschreven ter gelegenheid van de Vrede van Nijmegen in 1678. Met deze Vrede kwam een einde aan de oorlog waarmee de Franse 'zonnekoning' Lodewijk XIV de Nederlandse Republiek van de kaart had willen vegen. De ellende was begonnen in het Rampjaar 1672, toen een enorm Frans leger oprukte tot aan de Hollandse waterlinie, ten westen van Utrecht. Lodewijk wist zich gesteund door verdragen met Engeland en de bisschoppen van Keulen en Munster. De invasie maakte het volk redeloos, de regenten radeloos en het land reddeloos, zoals de uitdrukking gaat. Uiteindelijk kon het tij worden gekeerd, waarbij de jonge stadhouder Willem III een glansrol speelde. Met de Vrede van Nijmegen kwam er voorlopig een einde aan de Franse agressie.
De dichter Dirck Buysero (1644-1707), in het dagelijks leven lid van de Admiraliteit van de Maas in Rotterdam, nam het initiatief voor 'De Triomfeerende Min'. Hij schreef het libretto en vroeg de gambist Carolus Hacquart (ca. 1640-1701?) er muziek bij te componeren. In het 'Voorspel' van de 'Min' bezingen de godinnen Vrede en Geluk de paradijselijke toestand van Nederland vóór het Rampjaar. Als de oorlog uitbreekt heeft dat onder meer tot gevolg dat meisjes zich niet meer aan de liefde willen overgeven. Dat is een ernstige bedreiging van de minnehandel. Het liefdesgodje Kupido spreekt oorlogsgod Mars aan op deze onhoudbare toestand en daagt hem uit er om te vechten. Voordat de ruzie uit de hand loopt komt Venus tussenbeide, de godin van de liefde en moeder van Kupido. Ze verleidt Mars, met wie ze al eerder een relatie had. De oorlogsgod bezwijkt voor haar charmes en toont zich bereid de oorlogshandelingen te staken. Dan wordt het vrede op aarde en barst er een stroom schitterende vreugdezangen los van goden en godinnen, minnaars, minnaressen, herders, boeren enzovoorts.
'De Triomfeerende Min' staat bekend als de "eerste Nederlandse opera", maar dat is iets te veel eer. Het is eigenlijk een zangspel, dat in de uitgave van 1680 wordt aangekondigd als een "Vredespel, gemengt met zang- en snaarenspel, vliegwerken, en balletten". De scène met Kupido, Mars en Venus, die Buysero grotendeels ontleende aan 'Les amours de Venus et d'Adonis' van Jean Donneau de Visé (1670), wordt geheel gesproken, en zo ook de verbindende teksten tussen de zangstukken. Wel kunnen we de 'Min' als een aanzet tot een Nederlandse opera beschouwen. Buysero zelf ziet in het stuk een "zweemsel naa d'Italiaansche en Fransche Opera, die hier te lande meer vermaart als bekent zyn". Hij wenst dat zijn "Blyspel" moge dienen als een schets voor iets groters dat in navolging van de Italianen en Fransen op het Nederlandse toneel zou moeten worden gebracht. Buysero's wens gaat in 1686 in vervulling, als Govert Bidloo zijn 'Bacchus, Ceres en Venus' op de Amsterdamse planken brengt, met muziek van een andere gambist, Johan Schenk. Dit stuk kan met recht de eerste Nederlandse opera worden genoemd: het wordt van begin tot eind gezongen en ook luid en duidelijk als "opera" aangekondigd. Camerata Trajectina voerde het in 2006 op en maakte er een cd van.
Toch heeft 'De Triomfeerende Min' al vroeg de roep gekregen 'de oudste Nederlandse opera' te zijn. Al in 1920 maakte dirigent Piet van Westrheene een bewerking voor de Arnhemse Bachvereniging. De ontbrekende ouverture componeerde hij er gewoon bij, maar uit respect voor de oude partituur deed Van Westrheene rustig aan met de klarinetten; de trombones liet hij zelfs thuis. Later volgden uitvoeringen in Vlaanderen en bij de KRO. In 1996 verscheen een fraaie uitgave, verzorgd door Pieter Andriessen, in de serie 'Monumenta Flandriae Musica' (Muzikale monumenten van Vlaanderen). Componist Carolus Hacquart was namelijk van Vlaamse komaf.
Het moet voor Buysero een hele frustatie zijn geweest dat zijn pogingen strandden om 'De Triomfeerende Min' op de Amsterdamse Schouwburg uitgevoerd te krijgen. Waarschijnlijk nam men in Amsterdam aanstoot aan de Oranjegezinde toon die uit het stuk sprak. In Amsterdam was in die jaren op last van het stadsbestuur alle politiek op het toneel taboe. Onbekend is of 'De Triomfeerende Min' is gespeeld in Nijmegen, waar diplomatiek Europa zich had verzameld om de vrede te bewerkstelligen. Het stuk moet wel in Den Haag zijn opgevoerd. Constantijn Huygens, secretaris van de Prins van Oranje en groot muziekliefhebber, dichtte daar op 31 december 1678:

Op Buyseroos Camerspeeltje vande Vrede

Wat quam'er soet geluyd uijt menigh mond en hart,
Als ijeder keel de Vred', het best van alle dingen,
Soo cierlijck kost besingen,
Als s'hier besongen werdt.

Het woord 'kamerspeeltje' (klein kamerspel) doet vermoeden dat de Min bij de Haagse uitvoering bescheidener van opzet was dan Buysero zich die in de Amsterdamse Schouwburg voorstelde, met kunst en vliegwerk. Na Huygens' fraaie recensie begrijpen we waarom Buysero de uitgave van De Triomfeerende Min aan hem opdroeg - al zou het goed kunnen dat Huygens vooral enthousiast was over de prachtige muziek van Hacquart. In elk geval beviel hij de componist een jaar later aan bij Prins Johan Maurits van Nassau, in wiens woning in Den Haag (het Mauritshuis) Hacquart graag concerten wilde geven.
Carolus Hacquart, afkomstig uit Brugge in de Spaanse Nederlanden, was enige tijd vóór het Rampjaar naar Amsterdam geëmigreerd, ongetwijfeld aangetrokken door de gunstige economische omstandigheden van de Republiek. Rond 1679 verhuisde Hacquart met zijn gezin naar Den Haag, waar hij inderdaad concerten moet hebben gegeven en waar hij een aanstelling kreeg als organist van de katholieke schuilkerk in de Juffrouw Idastraat. Veel financieel voordeel heeft hij niet gehad van zijn muziek voor 'De Triomfeerende Min': elf jaar na dato was hij nog doende zijn vorstelijke honorarium van 250 gulden bij Buysero los te peuteren. Een voorafschaduwing van die slechte behandeling zien we al in de gedrukte partituur, waarin Hacquarts naam niet op het titelblad voorkomt, maar helemaal achteraan, op de laatste notenbalk, in kleine letters wordt vermeld.

De Bruiloft van Kloris en Roosje
Buysero heeft meer muziektheaterstukken geschreven, zoals 'De Ryswykse Vredevreugd', op muzijk (1697), 'Venus en Adonis' met muziek van Hendrik Anders, en 'De Min- en Wijnstrijd', een herderspel eveneens met muziek van Anders (1697). Veruit het bekendste stuk van Buysero's hand is 'De bruiloft van Kloris en Roosje', hoewel daar ook andere dichters aan hebben meegewerkt. Deze klucht is gedurende tweeëneenhalve eeuw jaarlijks uitgevoerd als naspel bij het beroemde treurspel 'Gijsbrecht van Aemstel' van Joost van den Vondel, tot in de jaren '60 van de twintigste eeuw. Buysero heeft de tekst van het begin geschreven, de rest is van Jacob van Rijndorp (1706), directeur van schouwburgen in Leiden en Den Haag. Van Rijndorps bijdrage is vervolgens voor het Amsterdamse toneel bewerkt door de acteur Thomas van Malsem (1707).
De bruiloft van Kloris en Roosje is volgens het titelblad een 'Boere-operaatje', een boertig 'klucht-spel met sang en dans'. Het speelt zich af in een Hollands dorp waar men een boers taaltje spreekt. De eigenlijke hoofdrollen zijn niet voor Kloris en Roosje maar voor Krelis en Elsje. In de beginscène maakt Krelis Elsje zingend het hof, vooralsnog tevergeefs. Dan bereiden Tomas en Pieternel, de ouders van Kloris en Roosje, het bruiloftsfeest voor en verwelkomen ze de gasten. Als laatsten arriveren Krelis en Elsje, die het inmiddels met elkaar eens zijn geworden. Aan het eind van het stuk, tijdens het boerenbruiloftsmaal, voeren ze het hoogste woord en zingen ze liedjes. Als de bruid en bruidegom naar bed willen wordt er nog één gezamenlijk lied aangeheven en een 'sluytballet' gedanst.
Buysero had eerder een pastoraal zangspel geschreven, 'De vryadje van Cloris en Roosje', op muziek van Servaas de Koning (1688). Hier maakt Kloris Roosje het hof. Uiteindelijk met succes. 'De bruiloft' is dus eigenlijk een vervolgstuk, getransponeerd van een arcadische naar een boertige setting.
De Konings muziek voor 'De vryadje' is verloren geraakt, op een enkele melodie na. Ook van de oorspronkelijke muziek voor 'De bruiloft' is het meeste verloren gegaan, naar men zegt tijdens de brand in de Amsterdamse Schouwburg van 1772. Op deze cd staan enkele liederen en dansen die konden worden gereconstrueerd. Later componeerde Bartholomeus Ruloffs nieuwe muziek in rococostijl.

Louis Peter Grijp


Verantwoording
Voor deze opname van 'De Triomfeerende Min' is dankbaar gebruik gemaakt van de partituur die Pieter Andriessen in 1996 heeft uitgegeven. Wel zijn we terughoudend geweest ten aanzien van zijn reconstructies, die een stevig barokorkest veronderstellen. Dat betreft vooral de instrumentale dansen en tussenspelen, die door Buysero slechts met woorden zijn aangeduid, maar waarvoor geen muziek is afgedrukt en misschien ook wel nooit gecomponeerd. We hebben daarvoor passende muziek gekozen uit Hacquarts bundel 'Chelys' (1686) met twaalf suites voor de viola da gamba. De betreffende preludes en dansen hebben we vervolgens omgewerkt voor twee violen, fluiten en/of hobo's met continuobegeleiding. Alleen voor de mars waarmee de oorlogsgod Mars zijn entrée maakt [4] en voor de dans van de tritons die Neptunus begeleiden [22] moesten we muziek zoeken in andere bronnen uit Hacquarts tijd.
De fragmenten van de muziek van 'De vryadje' en 'De bruiloft van Kloris en Roosje' zijn door Louis Grijp gevonden met behulp van de Nederlandse Liederenbank van het Meertens Instituut en gepubliceerd in het Tijdschrift van de Koninklijke Vereniging voor Nederlandse Muziekgeschiedenis 61 (2011). De eenstemmig overgeleverde melodieën zijn voor deze cd uitgewerkt voor twee violen en een bas, een traditionele bezetting van herbergmuzikanten.

www.camerata-trajectina.nl


The Triumph of Love
'The Triumph of Love' ('De Triomfeerende Min') was written on the occasion of the Peace of Nijmegen in 1678. This treaty ended the war by which Louis XIV sought to wipe the Dutch Republic off the map. The misery began in the Disaster Year of 1672, when an enormous French army advanced clear up to the Dutch Water Line, to the west of Utrecht. Louis was backed by pacts with England and the Bishops of Cologne and Munster. The invasion, as the saying goes, made the people witless, the leaders hopeless, and the country helpless. Eventually the tide was tuned, with the young stadhouder (stadtholder) Prince William III of Orange playing a starring role. The Peace of Nijmegen worked for the moment to put an end to French aggression.
The poet Dirck Buysero (1644-1707), whose day job was member of the Admiralty of the Maas in Rotterdam, took the initiative for 'The Triumph of Love'. He wrote the libretto and asked the gambist Carolus Hacquart (c. 1640-1701?) to compose music for it. In the Prelude to the work, the goddesses of Peace and Joy sing praises to the paradise that was the Netherlands before the Disaster Year. When war breaks out, one of the many consequences is that the young women are no longer willing to give themselves over to Love. This is a serious threat to the romance business. Cupid, the god of Love, addresses Mars, the god of War, about this untenable situation and challenges him to fight over it. Before the quarrel really gets out of hand, Venus - the goddess of Love and the mother of Cupid - comes between them. She seduces Mars, with whom she had an earlier relationship.
The god of War succumbs to her charms and offers to cease hostilities. Then there's peace on earth, accompanied by an outburst of glorious odes to peace sung by gods and goddesses, lovers and mistresses, shepherds, farmers, etc.
'The Triumph of Love' is known as the "first Dutch opera," but that's a bit more honor than it can bear. Actually, it is a kind of 'singspiel', announced in the 1680 edition as "A Peace Play, mixed with vocal and string music, stage machinery, and dance."
The scene featuring Cupid, Mars, and Venus, which Buysero largely borrowed from 'Les amours de Venus et d'Adonis' by Jean Donneau de Visé (1670), is entirely spoken, as are the connecting lines of text between vocal pieces. We could view 'The Triumph of Love', though, as an inspiration for the first Dutch opera. Buysero himself saw in this work a "semblance of a French or Italian opera, which here in our land are more renowned than known."
He wished that his 'comedy' (Bly-spel) might serve as a sketch for something greater that should eventually follow on the Dutch stage, in imitation of French and Italian models. Buysero's wish came true in 1686, when Govert Bidloo brought out his Bacchus, Ceres, and Venus in Amsterdam, with music by another gambist, Johan Schenk. This work can rightly be considered the first Dutch opera: it was sung from start to finish and was also announced loud and clear as an opera. Camerata Trajectina performed and recorded it on CD in 2006.
It must have been frustrating for Buysero that his attempts to get The Triumph of Love performed at the Amsterdam Theatre ran aground. Probably the work's House of Orange slant offended Amsterdam's sensibilities: at that time the Amsterdam city council had banned politics from the theatre. It's not known whether The Triumph of Love played in Nijmegen, where Europe's diplomats had gathered to secure the peace. The work must have played in The Hague, though. Constantijn Huygens, secretary to the Prince of Orange and a great connoisseur of music, wrote on 31 December 1678:

On Buysero's Chamber Play about the Peace Agreement

From many a tongue and heart how sweet a sound
Would come if every throat would sing
Of peace, that very best of things,
So wonderfully as it did here resound.

The term 'chamber play' suggests that The Triumph of Love was a more modest production in The Hague than Buysero had envisioned for the Amsterdam Theatre, with stage machinery. After Huygens' favorable review it's understandable why Buysero dedicated The Triumph of Love to him, although it could well be that Huygens was mostly charmed by Hacquart's lovely music. In any case, a year later he recommended the composer to Prince Johan Maurits of Nassau, in whose house in The Hague (the Mauritshuis, nowadays a world-class art museum) Hacquart wanted to give concerts.
Carolus Hacquart, who was from Bruges in the Spanish Netherlands, emigrated to Amsterdam shortly before the Disaster Year, no doubt attracted by the Dutch Republic's favorable economic circumstances. He and his family moved in about 1679 to The Hague where indeed he must have given concerts and where he was given the post of organist in the Catholic conventicle on Juffrouw Ida street. His music for The Triumph of Love did not, however, turn out to be much of a financial windfall; eleven years later he was still trying to wangle his princely honorarium of 250 guilders out of Buysero. We can see a foreshadowing of this ill-treatment already in the printed score, in which Hacquart's name occurs not on the title page, but way at the end, on the last musical staff, in small type.

The Wedding of Cloris and Rosie
Buysero wrote other music theatre pieces, such as the Rijswijk Joy of Peace, set to music (1697), Venus and Adonis, with music by Hendrik Anders, and The Battle of Love and Wine, a shepherd play also with music by Anders (1697). By far Buysero's best-known work is The Wedding of Cloris and Rosie (De bruiloft van Kloris en Roosje), although other poets contributed to it. This farce was performed for two and a half centuries, clear up to the 1960s, as a postlude to the famous tragedy Gijsbrecht van Aemstel by Joost van den Vondel. Buysero wrote the first part of the text; the rest is by Jacob van Rijndorp (1706), director of the theatres in Leiden and The Hague. Van Rijndorp's contribution was in turn reworked for the Amsterdam stage by the actor Thomas van Malsem (1707).
According to the title page, The Wedding of Cloris and Rosie is a 'Rustic-operetta,' a lowbrow 'farce with song and dance.' It takes place in a Dutch village where people speak a country dialect. The actual lead roles are not those of Cloris and Rosie but rather Krelis and Elsie. In the opening scene, Krelis courts Elsie in serenades, for the moment to no avail. Then Tomas and Pieternel, the parents of Cloris and Rosie, prepare the wedding banquet and welcome the guests. Krelis and Elsie arrive last, having seen eye to eye in the meantime. At the end of the play, during the farmer's wedding feast, they do the most of the talking, and they sing songs. When the bride and groom want to head to bed, the cast sings one last communal song and dances one closing ballet.
Earlier, Buysero had written a pastoral play-with-music, The Courtship of Cloris and Rosie (De vryadje van Cloris en Roosje), with music by Servaas de Koning (1688). In this play, Cloris courts Rosie, and eventually succeeds. The Wedding is thus actually a sequel, transferred from an arcadian setting to a farm scene.
De Koning's music for The Courtship is lost, with the exception of a single melody. Likewise the original music for The Wedding is mostly lost, presumably during the fire in the Amsterdam Theatre in 1772. This CD contains several songs and dances that we were able to reconstruct. Later on, Bartholomeus Ruloffs composed new music in the rococo style.

Louis Peter Grijp
translation by Ruth van Baak Griffioen

Acknowledgements
For this recording of The Triumph of Love, grateful use was made of the score that Pieter Andriessen published in 1996. We have however pared back his reconstructions, which called for a substantial baroque orchestra. This applies first of all to the instrumental dances and interludes, which Buysero indicated only with words, and for which no music was printed (and perhaps never even composed). So we chose appropriate music from Hacquart's collection Chelys (1686) which consists of twelve suites for viola da gamba. We then arranged the relevant preludes and dances for two violins, flutes, or oboes, with continuo accompaniment. This covered everything except for the march whereby Mars the god of War makes his entrance [4], and for the dance of the Tritons who accompany Neptune [22], for which we used music from other sources from Hacquart's time.
The fragments of the music from The Courtship and The Wedding of Cloris and Rosie were found by Louis Grijp with the help of the Nederlandse Liederenbank (Dutch Song Database) of the Meertens Institute (Amsterdam) and are published in the Tijdschrift van de Koninklijke Vereniging voor Nederlandse Muziekgeschiedenis 61 (2011). The melodies, transmitted as single lines, were arranged for this CD in settings for two violins and a bass line, a traditional arrangement for tavern musicians.


 
beschreven liederen uit deze bron (35)