commentaar: | Research: Louis Peter Grijp. Financiƫle steun: Prins Bernard Fonds. Productie & opname: Klaas A. Posthuma.
De hoer van Babylon Liederen van ketters en papen
...En ik zag een vrouw zitten op een scharlaken rood beest, dat vol was van godslasterlijke namen, en het had zeven koppen en tien horens. En de vrouw was gehuld in purper en scharlaken en rijk versierd met goud, edelgesteente en paarlen, en zij had in haar hand een gouden beker, vol gruwelen, en de onreinheden van haar hoererij. En op haar voorhoofd was een naam geschreven, een geheimenis: het grote Babylon, moeder van de hoeren en van de gruwelen der aarde.
Zo zag Johannes in zijn Openbaring het zondige Babylon, stad van weelde en verderf. Zo ook zagen de Protestanten in de 16e en 17e eeuw het middelpunt van de zondige en ontuchtige 'wereld': Rome met haar hoer, de Paus. De spotprent uit 1572 op de voorzijde van deze lp-hoes laat ons zien hoe deze Hoer de hertog van Alva minnekoost, terwijl het Beest zijn zeven kopjes omhoog steekt achter Alva's troon. De twee gelieven hebben alleen oog voor elkaar. Ondertussen raakt de handel in verval: schepen liggen werkeloos aan de kade, het scheepsvolk, de koopman en de kramer zijn tot nietsdoen gedwongen. De werkloze kooplui zijn ook aan Johannes' Openbaring ontleend. Alleen zien de Hollandse kooplieden verlangend uit naar het einde van de heerschappij van de Hoer, terwijl hun Bijbelse collega's juist schade van haar val ondervinden:
Babel is nu ghevallen Haer cooplieden crijten so seer Haer heerlicheyt met allen Die leyt nu gants ter neer
Dit schriftuurlijke lied over de val van Babylon met de refreinregel 'Laet varen die Hoere van Babylon' is de titelsong van deze plaat, waarop we er getuige van zijn hoe Christenen van velerlei pluimage elkaar al zingend in de haren vlogen. Het politieke lied was, evenals het pamflet en de spotprent, een geducht wapen in de godsdiensttwisten. Het waren niet alleen de Protestanten die zich ervan bedienden: uit katholieke pennen vloeiden niet minder bijtende liedteksten. Bovendien gingen de verdeelde Protestanten elkaar ook onderling met liederen te lijf: Calvinisten tegen Doopsgezinden en omgekeerd, Remonstranten tegen Contra-Remonstranten en omgekeerd. In al deze liederen treffen ons felheid, verbetenheid, driestheid. De vindingrijkheid van onze voorvaderen kende nauwelijks grenzen als het er om ging andersdenkenden te krenken. Zij legden liederen in de mond van een tegenstander: de Paus, een predikant, een psalmzanger. Zij zetten disputen, processen en ordinaire burenruzies op muziek. Zij hieven klaagliederen aan en onverbloemde scheldkanonades... lnspiratie, een betere zaak waardig. Maar wel: inspiratie. Er zijn grote kunstwerken voortgekomen uit nauwelijks meer verheven motieven als winstbejag en eerzucht. Al delen wij de gedrevenheid van een papenhater of de verbijstering om een verbrande ketter niet meer (hoewel?), er spreekt echte gedrevenheid, echte haat, echt verdriet uit deze teksten en dat verleent het politieke lied een dimensie die we tevergeefs zullen zoeken in de gepolijste emoties van gevierde dichters en librettisten uit dezelfde tijd. |