Home     Grasduinen     Over     Zoektips     FAQs     Disclaimer     Meertens Instituut         english

Nederlandse Liederenbank


Alleen de coupletten gemarkeerd met een * zijn hier uitgevoerd.

Een oud liedeke.
T'Andernaken op de Rijn

I*
T'Andernaken op de Rijn
daar vand ik twee maagdekes spelen gaan.
Die een dochte mij aan haar aanschijn
haar ogen waren met tranen ombevaân.
'Nu zegt me, lieve gespele goed,
hoe zweert uw herte, hoe treurt uwe moed?
Waarom is dat, woudij's mij maken vroed?'
'Ik en kan's u niet gezagen.
'T is die moeder die't mij doet,
zij wil mijn boel verjagen, verjagen.'
II
'Och, lieve gespele, daar en lijd niet an,
de mei zal nog wel bloeien.
Zo wie zijn liefken niet spreken en kan,
die minne mag hem niet vermoeien.'
'Och lieve gespeelke, dat's kwad' zang:
de mei te verbeiden valt mij te lang;
het zoude mij maken van zinnen alzo krank,
ik zoude van rouwe sterven.
Ik en weet's mijne moeder gene dank,
zij wil mijn boel verderven, verderven.'
III*
'Och lieve gespele, daar en lijd niet an,
nu zet, nu schikt uw herteke al in vrede.'
'Mijn moeder placht te spinnen, des en doet zij niet,
de tijd en is niet lange geleden.
Nu scheldt zij mij hier, nu vloekt zij mij daar:
mijn boelke en derf niet komen naâr.
Daarom is mijn herteke dus zwaar.
Is't wonder dat ik treure?
Ende ik mag niet gaan van haar
ter venster, noch ter deure, ter deure.'
IV*
'Och, lieve gespele, dat waar wel kwaad.
Wilt zulke tale begeven!
Hadde ik gedaan mijn moeders raad,
ik waar wel maagd gebleven.
Nu hebb' ik zijne wille gedaan:
mijn buukske is mij opgerezen.
Ende nu zo is hij mij ontgaan
ende gaat elwaarts spelen.
Des moet ik laten zo menige traan,
ik en kan's u niet verhelen, verhelen.'
V
'Gespele, wel lieve gespele goed,
en zijdij dan geen maagd?'
'Och nee ik, lieve gespele goed,
ende dat zij Ons Heer God geklaagd!'
'Goddank, dat ik nog maged zij!'
'Spiegelt u, lieve gespeelke, aan mij,
ende wacht u, of gij en zijt niet vrij!
'T en zal u niet berouwen.
Komt hem nimmermeer niet nabij,
of gij wordt geloond met trouwe, met trouwe.'
VI*
'Gespele, gespele, hij zegt dat hij mij mint.'
'Die minne placht mij te liegen.
En gelooft die klappaards niet 'n twint,
zij staan al naar bedriegen.'
Toen loech zij ene grote schach.
Dat was de maged die op mij zag.
Ik bood haar minnelijk goedendag,
ik groette ze hooglijke.
God geve dat ik haar vinden mag
bij mij in hemelrijke, in hemelrijke.

Camerata Trajectina (artiest), Wilhelmus en de anderen: Nederlandse liedjes, 1500-1700 [CD]
2000
1: 10