Home     Grasduinen     Over     Zoektips     FAQs     Disclaimer     Meertens Instituut         english

Nederlandse Liederenbank


13. OP DE MOORT VAN ROTTERDAM

In het volgende lied zijn we getuige van de arrestatie van een remonstrants predikant. In 1621 waren de Rotterdamse remonstranten eens buiten de stad bijeengekomen. De dijkgraaf van Schieland, Duin Claessoon, bemerkt dat en neemt op de terugtocht, in de stadspoort, de predikant onverhoeds gevangen. De kerkgangers vallen de soldaten aan en die schieten terug, met scherp. Er zijn vier doden te betreuren: een zakkendrager, een metselaarszoon, een matroos en een schoenmaker. De predikant, Simon Lucae, wordt dezelfde nacht nog overgebracht naar Den Haag.

Op de Moort van Rotterdam, de Rotterdamsche Remonstrantsghesinde sprecken. Op de wijse: Ick sal u lieven en dienen eendrachtich. Psalm 18.

O lieve Godt, waer zijn wy toe ghecomen?
Ons Predicant is ons met cracht benomen,
En vast gheboeyt: en als hy wierd' besocht
Uut trouwe liefd', zijn veele omghebrocht.
Duyn, gaans verwoet, liet onder thoopjen (*1) schieten
Sijn muskettiers, hy dede daer vergieten
Veel Burghers bloet, en heeft alzoo d'oost-poort
En Christus knecht bewaert (*2) door bloet en moort.

Hy dede snachts dees moort-poort stout ontsluyten
En sleepte daer den Predicant weer buyten,
En bracht hem wegh in 's Graven-haeg', int gadt (*3),
Dat vreeslijck stinckt, en krielt van muys en radt,
Een welcom gast voor al de wrede Staten,
Die swerelts heyl en zijne dienaers haten,
Maer Godt haet Duyn en haer die Duyns ghelijck
Dus onbeweeght (*4) bestormen 't Hemelrijck.

Duyn wierd' betaelt, tverraders gelt mocht vloten (*5).
Maer theyloos gelt, noch 'tbloet zoo schelms vergoten
Heeft hem bedaert, noch eenigh Magistraet.
Siet hoe men noch met ons te wercke gaet:
tVermoorde volck en mocht men niet begraven,
Door vrient noch buer, de Burgher-meesters gaven
Haer dienaers last (als cackx tot moetwils straf (*6))
Om haer des nachts te stoppen in het graf.

Ten is niet vreemt dat Moordenaers niet garen
t'Vermoorde Lijck by daghe uyt zien varen,
Met sulcken staet, en sulcxs als dat behoort:
Elck Moordenaer dempt naerstich lijck en moort.

(*1): menigte
(*2): bewaert: zowel de Oostpoort verdedigd als de predikant gevangen gehouden
(*3): gevangenis
(*4): onverschrokken
(*5): vloeien
(*6): zogenaamd als straf voor hun moedwil.

Uit: Liedekens, Nopende de eeuwighe ghevanckenisse der Remonstrantsche Predicanten. Pamflet, zonder jaartal.


Camerata Trajectina (artiest), Bavianen en Slijkgeuzen: Liederen van Remonstranten en Contra-Remonstranten. GLO 6031
1995
1: 13