Home     Grasduinen     Over     Zoektips     FAQs     Disclaimer     Meertens Instituut         english

Nederlandse Liederenbank


[Vrijages]

[6] LIEDT VAN EEN TROUW-HATENDE VRYSTER & TEGEN-LIEDT
Een meisje ergert zich er aan dat haar vriendin wil trouwen en somt alle nadelen van het huwelijk op. Daarbij richt ze zich vooral tot de mannen, die immers het initiatief voor de vrijage moeten nemen. Vrouwen geven altijd problemen, ze kunnen de baas over je gaan spelen, zeker als je haar om het geld hebt getrouwd, en denk eens aan al die kinderen die je handenvol geld gaan kosten. Haar vriendin weerlegt alle bezwaren in een tegenlied. Als je een rijke vrouw getrouwd hebt, heb je verder een luizenleventje, kinderen zijn je doel in het leven, enzovoorts. Zelfs met een lelijke vrouw kun je gelukkig worden, want in het donker zie je niet dat ze lelijk is en bovendien heb je geen last van rivalen.
Volgens zeventiende-eeuws gebruik worden de strofen van lied en tegenlied hier om en om gezongen.

SONG OF A MARRIAGE-HATING GIRL & A COUNTER-SONG
A girl is annoyed that her girlfriend wants to get married, and summarizes all the disadvantages of marriage. In so doing, she directs herself primarily to men, who in any case should take the initiative in courtship. Women always cause problems, they can get all bossy on you, especially if you married for money, and think for a minute about how much money all those kids are going to cost you. Her girl friend answers all her objections in a counter-song. If you've married a rich woman, you have a life of leisure; children are the goal of life, etc. You can be happy even with an ugly woman, because first of all in the dark you can't see that she's ugly, and moreover you won't have any trouble with rivals.
Following seventeenth-century practice, the stanzas of the song and the counter-song are sung alternately.

Liedt van een trouw-hatende vryster, het houwelijken afradende
& Tegen-liedt van een trouwen-gesinde vryster, het houwelijken aenradende

Ons gespeul (*1) wil enckel trouwen,
Wat magh 't meysjen overgaen? (*2)
Sy en wil het niet verstaen
Dat'et haar sou mogen rouwen;
Neen, by haer en is geen schroom,
't Is al boter tot den boôm. (*3)

Wat mag ons gespeel bewegen
My het trouwen af te raen?
Neen, ick kan het niet verstaen,
Want 't en komt my niet gelegen
Af te slyten mijne jeugt
Sonder vrugt en sonder vreugt.

Jongmans, laat u niet verblinden,
't Bruilofs-bed is niet soo soet
Als men u gelooven doet;
Gy sult met'er daet bevinden
Dat noyt man soo wel en trout
Dien het niet by wijlen rout.

Nu dan, stelt u (*4) om te trouwen,
Wie daer zijt een rap gesel,
Waerom vreesje voor gequel?
Daer en is geen aert van vrouwen
Die niet haer vermaeck en heeft
Als men reden plaetse geeft.

Wilje gelt en goet bejagen,
Als gy selfs niet rijck en zijt:
Kleyne liefde, groot verwijt.
Vrient, gy sult'et moeten dragen
Dat's u op den enckel trapt, (*5)
't Is haar schijve die der klapt. (*6)

Soo een kalis (*7) trout een rijcke,
't Jan! die isser dan wel aen: (*8)
Hy mag ledig spelen gaen,
Vry wat meer als sijns gelijcke;
Goet verovert met de min
Is voor al een soet gewin.

Heeft uw vrouw wat hooger sinnen
Als haar spinrock of haar doeck,
Straks soo grijptse na de broeck; (*9)
Dies en moogje niet beginnen, (*10)
Niet besluyten met'er daet,
Of het is met haren raet.

Heeft uw lief mismaeckte leden,
Waarom is u liefde flauw?
's Nagt zijn alle katten grauw;
Misschien heeftse beter seden;
Doch is dat al mede neen
Sy is dan voor u alleen.

Soo uw wijf geduerigh kindert,
Wat een moeyte komt'er van!
Wat een hooftsweer voor de man!
Yder kraam uw goetjen mindert:
Kleyne kinders, noyt verlost,
Groote kinders, groote kost.

Wort u menig Kint geboren,
Daerom is'et dat men trout,
En den echten acker bout, (*11)
Sonder dat is 't landt verloren;
Wie geen lieve kinders heeft
Weet niet waerom dat hy leeft.

Wegh dan met de minnen treken,
Spreeckt my doch van trouwen niet,
't Is al onrust wat men siet:
Waarom voegt men twee gebreecken?
Yder mensche, wijs of geck,
Heeft genoeg aan sijn gebreck.

Liefde weet'et al te voegen,
Liefde neemt'et al voor goet,
Liefde maeckt het bitter soet,
Liefde doet het hert vernoegen,
Liefde vint in als gerief, (*12)
Noyt en vont men leelick lief.

(*1): speelgenoot, vriendin
(*2): wat bezielt haar?
(*3): het huwelijk lijkt haar een gelukzalige toestand
(*4): maak je klaar
(*5): treitert
(*6): zij heeft het geld en dus de macht (schijf=geldstuk, klappen is het geluid van het neertellen van muntstukken)
(*7): onbemiddeld iemand
(*8): die heeft mazzel
(*9): wordt zij de baas
(*10): dan kun je niets ondernemen
(*11): daarom verbouw je gewassen op de akker van het huwelijk
(*12): als je verliefd bent is alles fijn

Translation: Ruth van Baak Griffioen

Camerata Trajectina (artiest), Jacob Cats (1577-1660): Klagende Maeghden en andere liederen. GLO 6063
2008
1: 6