Home     Content     Browsing     Search Tips     FAQs     Progress     Disclaimer     Meertens Institute         dutch


Dutch Song Database


PROJECT Onder de groene linde (OGL)     

overzichtspagina gehele project

De liederen

 De luisteraars stuurden vaak lijstjes met liederen die zij kenden, in de veronderstelling dat die voor Doornbosch interessant zouden zijn. Welke liederen nam hij op en welke liet hij liggen? In eerste instantie lijkt hij intuïtief te hebben gewerkt, met het repertoire van oudere familieleden als uitgangspunt. Hun liedjes getuigden van een andere, ‘hardere’ esthetiek dan wat de volksopvoeders als een ‘goed volkslied’ beschouwden. Liederen die mensen op school hadden geleerd of via andere opvoedkundige kanalen vielen af. Uit een bundel als Kun je nog zingen zing dan mee, sedert het begin van de twintigste eeuw uitgegeven met pianobegeleiding ten behoeve van de burgerij, nam Doornbosch bijvoorbeeld niets op. Zijn zangers kwamen uit milieus waar een piano een ondenkbare luxe was. Er leken zelfs helemaal geen boeken aan te pas te zijn gekomen. De zangers hadden de liederen meestal rechtstreeks van hun vader of moeder geleerd, of van andere zangers. Dat verklaarde ook de grote variatie in de teksten. De mondelinge overlevering werd gaandeweg een criterium voor de verzamelaar. Doornbosch selecteerde uit het aangeboden materiaal meer en meer datgene dat ooit, aan het einde van de achttiende eeuw, de Duitse dichter-filosoof Johann Gottfried Herder voor ogen had gestaan. Herder bedacht omstreeks 1773 het woord Volkslied voor oude anonieme liederen, gezongen door bejaarde plattelandsbewoners, waarin hij de ziel van het volk weerspiegeld zag. Bij Doornbosch ontbrak zo’n nationale dimensie ten enen male. Voor hem waren de liederen een uiting van mensen die onder erbarmelijke omstandigheden moesten leven en werken - van het volk als sociale categorie dus.
 
            Doornbosch zocht dus vooral liederen die onder weinig ontwikkelde mensen zo rond de eeuwwisseling van 1900 gezongen werden, door mensen die qua leeftijd zijn ouders of grootouders hadden kunnen zijn. Maar ook binnen dat repertoire maakte hij een selectie. Aan jaarkringliederen (zoals kerst- en paasliederen), werk- en kinderliederen bijvoorbeeld besteedde hij weinig aandacht. Het waren vooral de lange verhalende liederen die in het internationale jargon balladen worden genoemd, die zijn belangstelling hadden.
 
laatst gewijzigd: 30-11--1