|
|
1. 'k Ben door mijn ouders verlaten Misschien zijn ze beiden wel dood Alleen zwerf ik nu door de straten En leef slechts op water en brood. Het bed waar ik 's nachts op moet slapen Wordt nooit door mijn moeder gespreid Voor 't ongeluk ben ik geschapen Ik heb veel van mijn leven geschreid.
Refrein: Geef mij wat, ik heb zo lang gelopen Moe en mat, zo dwaal ik door de stad Heb medelij, ik wou dat ik centen had Om wat brood te gaan kopen in die stad.
2. Mijn vriend waar ik mee liep te dwalen Was vroeger markies of baron Ik hielp hem het water uit halen Juist toen hij met zinken begon. Van honger kon hij niet meer leven Toen zocht hij zijn troost in den dood Door mij is hij levend gebleven Verdienen wij samen ons brood.
Refrein. 3. Misschien gaat ze wel van mij houden Misschien wordt ze mijn minnares Maar liever wil ik met haar trouwen Dan wordt zij nog barones. Dan gaat zij een manteltje dragen Dat proper en zindelijk is Dan huren wij ons in een wagen En venten in groenten en vis.
Refrein.
4. En zijn wij dan rijk van dat venten Dan komt er zo'n kleine baron Dan sparen wij al onze centen Die draagt dan een zijden japon. Die jongen die leert dan getalen Die brengen wij zingende groot En komen er slechte jaren Verdienen wij met zingen ons brood.
Refrein.
5. En komt onze jongen te trouwen Dan doet hij dit met een prinses Dan laat hij een huis voor mij bouwen Ik rijd dan in open calèche. Dan laat ik mij grootpapa noemen En wieg dan een prins op mijn schoot 'k Word begraven al onder de bloemen En sterf dan een koningendood.
Refrein.
| |
|
Dames Dings: opnamebestand (Anna van Gog - Dings en Jeannette van der Putten - Dings)
|
[1991-1999]
|
|
|
|
|
|