|
|
1. Hoe helder de zon, hoe duister de maan Hoe zal het met mij wezen? Als mijne dagen zijn vergaan Zal ik er niet meer wezen. Ach jongeling, gij zijt zo jong... |: Ja, ja, pas zeventien jaar Toen trad ik in mijn doodsgevaar. :|
2. Ik vrijde met een schone maagd Die ik oprecht beminde Ik had haar liefde op trouw gezet Op haar stelde ik mijn zinnen Maar toen ik aan haar wierd gewaar Dat zij geen liefde voor mij had |: O, o God welk een smart Al voor een ander is haar hart! :|
3. 't Was op enen avond laat Dat ik met haar ging dolen Met een mes al in de hand O God, wilt mij aanhoren! Ik stak haar diep al in haar hart Dat zij riep uit in grote smart |: Stervend riep zij: O God, Wees mij genadig in mijn lot. :|
4. Toen ik die moord reeds had gedaan Meend' ik mij te brengen om 't leven Doch daar kwam juist de nachtwacht aan Die mij toen arresteerde. Ik wierd gebonden en gearresteerd En naar Den Bosch getransporteerd |: Ja ja, gearresteerd En naar Den Bosch getransporteerd. :|
5. 't Was op de eerste decemberdag Toen kwamen de heren mij vragen: Jongeling wat hebt gij gedaan? Dat komen we u vragen. Mijnheren ziet deez' moordenaar aan: Ik heb die moord ja zelf gedaan. |: Breng, breng mij maar ter dood Want mijn misdaad is veel te groot. :|
| |
|
Dames Dings: opnamebestand (Anna van Gog - Dings en Jeannette van der Putten - Dings)
|
[1991-1999]
|
|
|
|
|
|